Achterhoek

De Achterhoek is de benaming voor dat deel van Oost-Gelderland dat ligt tussen IJssel, Oude IJssel, de grens met Overijssel en de Rijksgrens. Dat is niet altijd zo geweest. Het gebied, maar dan inclusief delen van de Liemers, staat ook bekend onder de naam de Graafschap, naar de oude graafschap Zutphen. Dat omvatte een brede strook land langs de IJssel ten noorden van Zutphen, inclusief de kerspelen Lochem en Vorden tot en met Doesburg en vandaar verder langs de Oude IJssel oostwaarts. Vanaf 1236 behoorde het tot dan toe Borculose Groenlo ook tot de graafschap Zutphen. Dat de gemeente waarin Groenlo in 2005 is opgegaan eigenlijk Oost-Zutphen had moeten heten en niet Oost-Gelre, is een historische vergissing, maar dat terzijde. De binnenlanden van de latere Achterhoek behoorden kerkelijk en grotendeels oorspronkelijk ook wereldlijk tot het vorstbisdom Munster. Hier lagen enkele heerlijkheden die zich  lange tijd zelfstandig konden gedragen, maar uiteindelijk niet bestand waren tegen de groeiende wereldlijke macht van de hertogen van Gelre (als graven van Zutphen) en hun opvolger: het gewest Gelderland. De heerlijkheid Borculo (inclusief Lichtenvoorde) was de laatste die definitief onder Gelders gezag kwam. Want in februari 1616 werd Borculo met militair geweld werd ingenomen door Zutphense troepen. Daaraan voorafgaand had op 20 december 1615 het feitelijk onbevoegde Hof van Gelre en Zutphen (want Borculo was een Munsters leen) de heerlijkheid toegewezen aan graaf Joost van Limburg en Bronckhorst. Daarmee kwam ook het hoogste bestuurlijke gezag in handen van de Staten van de graafschap Zutphen. Toen begon een proces van gelijkschakeling dat tot 1811 duurde. Een van de eerste gevolgen was direct in 1616 dat de in de Graafschap heersende gereformeerde kerk ook in Borculo werd ingevoerd.
In de officixeble stukken werd vanaf 1616 dan ook altijd geschreven dat de heerlijkheid Borculo in de graafschap Zutphen lag.
In het dorp Neede werd op 22 maart 1627 Willem Sluiter geboren als oudste zoon van Tileman Sluiter en diens vrouw Geertgen Saelckink. Sluiters grootvader, Albert Sluiter, was burgemeester en provisor van Borculo, dus een vooraanstaande burger van dat stadje. Zijn grootvader van moeders kant, had een bierbrouwerij en graanhandel in Neede en was dus in dit dorp een man van aanzien. Willem Sluiter werd predikant en na veel moeilijkheden werd hij op 24 juli 1653 in Eibergen gexefnstalleerd. Zijn baan had hij te danken aan de collator van de Eibergse kerk, graaf Otto van Limburg en Brocnkhorst, heer van Borculo. Sluiter woonde al negen jaar in Eibergen aan wat nu de J.W. Hagemanstraat heet, toen nog Nieuwstraat genoemd, toen hij in 1662 huwde met Margaretha Sybilla Hoornaert, dochter van de Borculose rentmeester Johannes Hoornaert. Zij overleed op 9 oktober 1664, een paar dagen na de geboorte van hun zoon Johannes Sluiter. Tot twee maal toe moest hij vluchten voor vorst-bisschop Bernhard von Galen van Munster die zijn oude aanspraken op Borculo weer geldend wilde maken, nl. in 1665-1666 en in 1672. Sluiter kwam niet meer terug naar Eibergen. Hij werd nog beroepen in Rouveen, maar overleed al te Zwolle in december 1673, waar hij ook werd begraven.
Dominee Sluiter heeft grote bekendheid gekregen door zijn gedichten, die hij waarschijnlijk geschreven heeft in Eibergen. Zijn werken werden tot diep in de negentiende eeuw herdrukt en waren in vele huisgezinnen te vinden. Een grote collectie is te vinden in het Museum de Scheper in Eibergen, waar men ook een kamer aan deze predikant-dichter, die ook wel eens “de Gelderse Cats” is genoemd. Sluiter is door zijn Needse wortels en langdurige banden met Eibergen en Borculo een “echte” Berkellander om eens een anachronisme te gebruiken.
In 1668 – en nu komen we bij de kern van dit lange verhaal – verscheen de eerste druk van zijn Eensaem Huys- en Winterleven. In dat werk werd voor het eerst het begrip Achterhoek gebruikt:

“Waer iemant duisent vreugden soek
Mijn vreugt is in dees’ achter-hoek”

Zou hij ook zo’n mooie dichtregel hebben kunnen maken eindigend op “graafschap”? Ik denk het niet. Sluiter had gestudeerd in Utrecht, kwam in de Hollandse steden, had contacten met predikanten en uitgevers daar, zijn schoonfamilie kwam uit Deventer. Het contrast met zijn geboortestreek was groot, maar hij beoordeelde deze streek bepaald niet negatief, eerder is het tegendeel het geval: hij kreeg er de inspiratie voor zijn dichtbundels. Dat mag ook blijken uit zijn beroep naar Rouveen, ook bepaald geen wereldstad.

Zijn “achter-hoek” werd heeft er lang over gedaan om een geografisch begrip te worden voor de streek ten oosten van de IJssel. Hoe dat zo gekomen is, is nog steeds onduidelijk. Op wikipedia wordt behalve deze dichtregel van Sluiter, slechts verwezen naar een uitspraak van de Winterswijkse “streekhistoricus” Stegeman: “’t Gif maor enen Achterhook / Den Gelderschen, den echten”. Het geografische begrip Achterhoek, zoals wij dat nu kennen zou pas vanaf 1850 ontstaan zijn. Recent kwam ik een oudere vermelding tegen, namelijk in een brief van de Gelderse aartspriester Terwindt (pastoor in Zeddam) in een brief aan de Eibergse pastoor in 1831, waarin hij deze verzocht om zijn brieven voortaan “over Doetinchem met den voerman Rademaker” mee te geven, want deze reed “alle weeken door den Achterhoek”.

Ongetwijfeld zijn er veel meer vermeldingen van (de ontwikkeling van) het begrip/geografische aanduiding van vxf3xf3r 1850. Ik verneem ze graag.