Willem Sluiter, Eibergen en de Berkel

Nu de aanpassingen rondom het gemeentehuis en  de bouw van de nieuwe Berkelvonders hun voltooiing naderen, is het tijd om eens na te denken over enkele details.

Beeld Carnaval der Burgers, bij het Gemeentehuis van Eibergen, 2013
Beeld Carnaval der Burgers, bij het Gemeentehuis van Eibergen, 2013

Bij het gemeentehuis staat al het beeld ‘Carnaval der Burgers’,  een verwijzing naar een titel van een geschrift van Menno ter Braak, de in Eibergen immer onbegrepen intellectueel.

Detail van een portret van Willem Sluiter, 1627 (1653)-1673.
Detail van een portret van Willem Sluiter, 1627 (1653)-1673.

 

 

 

 

 

 

Van een andere Eibergse grootheid vinden we in Eibergen nog maar weinig in het straatbeeld terug. Ik doel op Willem Sluiter, de Eibergse predikant-dichter uit het derde kwart van de zeventiende eeuw. Weliswaar herinnert aan hem een uit 1953 daterende gedenksteen in de westmuur van de Protestantse kerk in Eibergen, geplaatst ter gelegenheid van de 300ste verjaardag van Sluiters beroeping naar Eibergen. Maar aan zijn omvangrijke werk herinnert niets in de openbare ruimte. De vele geschriften, die eeuwenlang herdrukt werden, kan men (van een afstandje) bekijken in een boekenkast in het Museum de Scheper, maar er wordt verder niets mee gedaan. Daarom stel ik voor om op de nieuwe blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang enkele dichtregels te schilderen met in het middelste raam een plaquette of buste van de  Eibergse predikant-dichter. De dichtregels zijn zowel een lofzang op Eibergen als op de Berkel. Sluiter kijkt dan langs het oude gemeentehuis naar de Maat in het oude Berkeldal. Over twee jaar, 2018, is het 350 jaar geleden dat Willem Sluiter zijn Eenzaam Huis- en Winterleven het licht deed zien. Daarin de dichtregel:

Dichtregel Achterhoek Willem Sluiter
De beroemde dichtregel van Willem Sluiter, zoals afgedrukt in zijn verzameld werk uit 1838.

Waarschijnlijk is deze dichtregel wel het begin van de geografische Achterhoek, die in de negentiende eeuw de oude (bestuurlijk getinte) aanduiding ‘Graafschap [Zutphen]’ verdrong. Maar mij lijkt het zeker dat Sluiter zich hiervan niet bewust was. Zijn ‘achter-hoek’ was een eenzaam hoekje bij de haard, waar hij kon studeren en zijn gedichten en brieven kon schrijven. Uit zijn werk blijkt dat hij zich met zijn eenvoudige, eenzame, leven in het al eveneens eenvoudige stadje Eibergen afzette tegen decadente steden als ’s Gravenhage, Utrecht en Amsterdam. Zie ook mijn eerdere blog over de Achterhoek.

Blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang, een prima plek voor Sluiter en enkele dichtregels.
Blinde ramen in het gesloopte deel van de Kluiversgang, een prima plek voor Sluiter en enkele dichtregels.

Er zijn ook wel andere dichtregels te vinden die prima zouden passen op die plek, bijvoorbeeld uit de Vreugd- en Liefdesangen:

‘Zoud ik Eybergs nadeel zoeken?
Neen veel liever en veel eer
Wil ik Eybergs roem en eer
Met mijn dichten, met mijn boeken
soo verbreiden overal,
datter elk van weten zal.
Daer men noyt van Eyberg droomde
Noch eens wist: of hier of daer
Eyberg in de wereld waer
En of daer de Berkel stroomde,
Word nu alles voor en naer
Door mijn boekjes openbaer
Soo blijft noch na honderd jaren,
Alsoo wel als nu ter tijd,
Eybergs name wijd en zijd,
Als wij lang zijn heen gevaren,
Daer men haest vergeten is,
Heuglijk in gedachtenis’

Over de Berkel (uit: Buyten-Leven):

‘Ik kies de beemden en ’t geboomt,
Daer ’t versche water lieflijk stroomt.
Daer zit ik neer om wat te rusten,
Of ga al wand’lend mij verlusten.’

Blad uit Sluiters Buitenleven, 1717. De voorstelling is niet realistisch, maar geeft wel een beeld van de eenzaamheid waar Sluiter zo vaak over schreef.
Blad uit Sluiters Buitenleven, 1717. De voorstelling is niet realistisch, maar geeft wel een beeld van de eenzaamheid waar Sluiter zo vaak over schreef.

Uit een antwoordgedicht van Willem Sluiter op een gedicht van de Zwolse predikant Vollenhove (1661):

De lust mijns levens op het land,
Omtrent des Berkels groene kant,
Daer met haer vloed haer dichten vloeijen
Daer ik in eensaemheyd mijn tijt
Met vrucht en vreugd soo vlijtig slijt’,
begint door uw gedicht te groeijen’

Bennie te Vaarwerk