Categoriearchief: Havezaten

Over de schoonheid van verval: monumenten in Mallem en op ’t Loo

Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg
Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg

Van de Eibergse buurschappen is Mallem wel de mooiste. In deze ten noorden van de Berkel gelegen buurschap zijn veel monumenten te vinden, waarvan sommige in meer of minder vervallen toestand verkeren. Mallem heeft veel ‘bekende’ monumenten: de Mallemse watermolen met sluis (‘verlaat’) en Muldershuis, erve ’t Vunderink, de in 1935 gebouwde Watertoren hoog op de Mallemse Es, de slotgracht van de voormalige Borculose havezate Mallem en het daar tegenover liggende erve Hofman. Er zijn ook wat minder bekende monumenten te vinden: de voormalige ticheloven Kammeijer aan de Rekkensebinnenweg, restanten van een steenoven van de Heer van Borculo, de Joodse begraafplaats op de Schephorst aan de Berkel, het zondagsschooltje op ’t Loo. Daarnaast zijn er nog veel niet-beschermde monumenten te vinden. De nieuwe natuur rond de Berkel is een aanwinst voor Eibergen en Mallem in het bijzonder. Als over enkele jaren de nieuwe N18 klaar is en de rust terugkeert, wordt Mallem nog veel meer de moeite waard.

't Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.
’t Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.

De onderbuurschap Loo is wel een parel. Het is jammer dat het nooit gelukt is deze buurt de status van beschermd dorpsgezicht te geven.

Al dominee-dichter Willem Sluiter roemde Mallem en zijn inwoners in de zeventiende eeuw: “Mallem, waerdste nagebuuren”,  zo noemde hij hen. Trouw kerkvolk, dat ook. Want men zag de Mallemse banken in de Eibergse kerspelkerk “nimmer leeg”. Van de Eibergse buurschappen was Mallem wel het meest geprotestantiseerd. Geen wonder dat Sluiter wel “met lust van u, o Mallem” kon zingen. Sluiter spelt trouwens de Mallem consequent  met -e. En verderop:

‘k Segg’ het sonder vleijerij,
ge zijt mijne vreugd en kroone.

Veldschuur in Mallem.
Veldschuur in Mallem.

Sluiter noemt in zijn Vreugd- en liefdesangen, waarin hij alle Eibergse buurschappen bezingt, ook de Mallerhaar, een deel van het Mallemse Veld in het noordwesten tegen de grens met Neede/Hoonte, ongeveer waar nu sportpark de Bijenkamp ligt.
In Mallem is veel te zien waaraan je achteloos voorbij zou gaan. Neem deze veldschuur.

Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.
Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.

En vergelijk die eens met een soortgelijke veldschuur van zandsteen op het Zwillbrocker Venn. Je ziet meteen het verschil tussen het  gründliche Duitse monumentenbeleid en het Nederlandse laissez faire-beleid dat momenteel (soms helaas) opgang vindt.

Erve 't Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.
Erve ’t Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.

Ook ’t Loo mag zich verheugen in zijn dichterlijke aandacht. In zijn “Aen onze Gemeynte op ’t Loo”, dicht hij o.a. de regels:

En ik wensch, dat gij mocht weten,
hoek ‘k uyt ware liefde sucht
na ’t gehucht,
daer gij zijt soo kleyn geseten.
Zijt gij kleyn en slecht in ’t oog:
‘k Acht u hoog.

Het zondagsschooltje op 't Loo, daterend uit 1893.
Het zondagsschooltje op ’t Loo, daterend uit 1893.

Hij maakt de vergelijking met de stad, die het natuurlijk aflegt tegen de eenvoud en vroomheid op ’t Loo:

Sie ‘k somwijlen ijdelheen
van de steen,
Dan gedenk ik, sonder jokken,
O, die op den Looschen brink
nu weer gink!
Daer sou sulks mij niet verlokken.

’t Loo was en is nog steeds een onderbuurschap of buurt van Mallem, gelegen aan de Berkel. De buurt bestaat uit enkele dichtbij elkaar gelegen rondom een brink gelegen boerderijen, waarvan Grijsen of Bisperink (naar een latere bewoner) wel het belangrijkste erf was.  Op de Brink staat een in 1893 door Bisperink gebouwd zondagsschooltje, dat een gemeentelijk monument is. Het mogelijk van Grijsen afgesplitste erf Könnink staat geheel in het groen. Het is het enige goed onderhouden monumentale erf op ’t Loo en ligt wat terzijde van de Brink geheel in het groen. Andere oude boerderijen zijn geheel in gebruik als stal, maar is de oude bouwtrant nog behouden.

Buurt 't Loo vanaf de Looweg richting Berkel
Buurt ’t Loo vanaf de Looweg richting Berkel

En verder dicht Sluiter:

Sijt doch nimmermeer alsoo
Op het Loo,
als de dorre doode boomen,
die daer op een Brink noch staen,
daer voortaen
vrucht noch blad weer aen wil komen,

 

Maer zijt als een boom geplant
aen de kant
van den Berkel, daer ter sijden
die sijn vrucht en sijn sayzoen
fris en groen,
voortbrengt op bequame tijden.

Groen is ’t Loo inmiddels wel geworden.

De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.
De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.

Mallem was ook de buurschap waar de industrialisatie van Eibergen begon. Hier werd in 1834 door de uit Brussel afkomstige Belg Bouquié de eerste textielfabriek gebouwd. Door de afscheiding van België in 1831 werd dat land ook afgesneden van de nederlandse kolonie Indië, die voor de opkomende textielindustrie van groot belang was. De Mallemse Fabriek staat er nog steeds, al zijn alleen de buitenkant en een deel van de kapconstructie nog authentiek. Bouquié overleed plotseling in 1855. Zijn graf (nr. 1) is te vinden op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen.

Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.
Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.

De fabriek werd gebouwd nabij een vonder over de Berkel en een doorwaadbare plaats in die rivier, aan de oude weg van Eibergen,  achterlangs de fabriek via ’t Wievenveld in Mallem aansloot op de grote hessenweg van Vreden via Neede naar Münster. Een deel van deze oeroude infrastructuur is nog steeds aanwezig in Mallem. De komst van de textielfabriek was aanleiding tot de bouw van de eerste vaste brug over de Berkel in Eibergen. Tot dan toe was Eibergen per brug alleen bereikbaar over de Stokkersbrug in Olden Eibergen of de brug over de stuw bij de Mallemse Molen. De Nieuwe Brug, zoals die nog steeds heet, werd later een belangrijke brug in de eveneens in de negentiende eeuw aangelegde Twenteroute, de huidige N18. De over twee jaar aan te leggen nieuwe N18 wordt daarmee het belangrijkste infrastructurele werk in bijna twee eeuwen (de spoorlijn niet meegerekend).

Via 't Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.
Via ’t Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.

Een volgend jaar maar eens een routetje uitzetten in dit fraaie gebied op loopafstand van Eibergen. Of wordt het tijd voor een nieuwe Gids voor Eibergen?

Bennie te Vaarwerk

Nieuwe indexen oud-rechterlijk archief Stad en Heerlijkheid Borculo

Vandaag zijn zes nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo op de website geplaatst. Het betreft indexen op de volgende inventarisnummers, waarvan de originelen geraadpleegd kunnen worden in de studiezaal van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers te Doetinchem:

94. Stadgerichtsprotocol civiele zaken, 1712-1722.
97. Stadgerichtsprotocol civiele zaken, 1732-1738.

Dossiers van civiele procedures voor het landgericht en fragmenten daarvan.
305-II. 1730-1731.
306-I. 1732-1735.
307. 1736-1737. Specificatie:
307.1. Jan Jacob Gansneb gnt. Tenghnagel tot de Camp contra Wessel Coeslagh,1736.
307.2. Berent Rolinck contra Jan ten Bonekamp, 1736.
307.3. Weduwe Broekhuijs contra Esken Elderink, 1736.
307.4. Weduwe Ter Weeme contra Dr. J.C. ten Cate en J. Smits, 1737 (afdeeling van het Luttikholt).
307.5. Hermannus Otto graaf van Hoensbroek tot Geull contra Otto Ernst Gelder graaf van Limburg Stirum c.s., 1737.
307.6. Hendrik Willink contra H. ter Huurne, 1737.

413. Protocol van opdrachten en bezwaren ten landgerichte (vrijwillige rechtspraak), 1717-1724.

Put op het terrein van havezate De Kamp bij Neede met de familiewapens Tengnagel en Van (der) Wijck, 1609.
Put op het terrein van havezate De Kamp bij Neede met de familiewapens Tengnagel en Van (der) Wijck, 1609.

Needse geschiedenis in Eibergse kerk

Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.
Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.

In de kerk van de Protestantse gemeente  in Eibergen, naar de vóórreformatorische patroonheilige tegenwoordig de Oude Mattheus genoemd, bevindt zich een bijzondere en qua voorstelling moeilijk te duiden muurschildering. De op zich eenvoudige schildering bevindt zich in de noorderbeuk boven de boog die deze beuk scheidde van het vroegere Mariaportaal. Het is een wereldse voorstelling. Van links naar rechts zien we op een heuvelachtige ondergrond een gebouw dat een kerk zou kunnen zijn, vervolgens drie figuren, waarvan links een vrouw met een kroon, een vogel (eend?) in haar rechterhand en in haar linkerhand iets dat op een grotere (boodschappen)tas lijkt. De beide mannen lijken ridderfiguren met geheven zwaarden. Verder naar rechts weer een gebouw dat een versterkt huis zou kunnen zijn, omdat de toren voorzien is van kantelen. Daarnaast een vaandel met een wapenschild. Eronder zijn enkele onduidelijke wezens afgebeeld en daar weer onder de gotische letters S.s., waaraan meerdere betekenissen toegekend kunnen worden. Op de heuvel voor de kerk (of waarop de kerk staat) lijkt een uil afgebeeld te zijn, maar als deze figuur maar half afgebeeld is, zou het ook een bok kunnen zijn. Aan de voeten van de mannen zien we tenminste twee, misschien drie blaffende honden. Achter het linkerbeen van de man links is iets afgebeeld dat lijkt op een hoofd. Er lijkt ook nog iets dat op een beker lijkt op de ‘heuvel’ tussen de mannen in te staan. De derde hond springt er tegen aan. Verder nog wat onduidelijke wezens (w.o. vissen?) Onder de gotische letters is een geblokt patroon aangebracht op de rand van de boog.
Het enige dat herleidbaar is, zijn de twee hoorns op het vaandel dat aan een (geschilderde) stok gehangen is. De hoorns behoren bij het familiewapen van de familie Van Barmentloo. Dit geslacht bewoonde in de vijftiende en zestiende eeuw de enig nog bestaande oorspronkelijke Borculose havezate De Kamp bij Neede. De familie voerde twee jachthoorn in het familiewapen, overigens in meerdere varianten. Verwijst daarmee deze schildering naar een jachttafereel? Daar zijn aanwijzingen voor te vinden: de twee of drie (blaffende) honden, de vogel die de vrouw in de hand heeft en mogelijk zijn ook enkele andere van de onduidelijke figuren, tenminste als die als bestaande dieren kunnen worden bewezen. Daartegen pleit echter dat de beide mannen een zwaard en in hand hebben en/of daarmee zwaaien/dreigen. Ook de schede, voor het opbergen van het zwaard, is duidelijk te zien. Hun houding en uitrusting wijst eerder op een krijgstoneeltje of een toernooi-achtige omgeving, wat versterkt wordt door de aanwezigheid van de dame. Zij draagt een kroon met drie punten, wat wel wijst op een adellijke achtergrond. Tegenwoordig wordt zo’n kroon heraldisch toegewezen aan burggraven, in Nederland de beheerder van een kasteel, in België een lage adellijke rang.

Huize De Kamp in Hoonte onder Neede (2004)

Maar wat heeft nu de Needse familie Van Barmentloo in de Eibergse kerk te zoeken (gehad)? Er zijn een paar duidelijke aanwijzingen voor. In 1536 wordt in een akte betreffende het altaar of vicarie van St.-Catharina in de Eibergse parochiekerk Andreas de Bermtloe als getuige genoemd. En in 1552 wordt een vicaris Andries de Bermtloe als getuige vermeld. We mogen er wel van uit gaan dat het hier gaat om een en dezelfde persoon. Hij had dus een vicarie in de Eibergse parochiekerk. Mogelijk heeft hij zijn familiewapen (en de voorstelling) laten aanbrengen hoog in de boog boven de plek waar ongetwijfeld eens het altaar stond waarvan hij de bedienaar was.

N.B. De kerk is momenteel op de woensdagmiddag en de zaterdagmiddag opengesteld voor publiek. Meer informatie: http://www.pkneibergen.nl/

Bennie te Vaarwerk

Het Huis Nettelhorst en burgemeester P.R.J.W. van Heeckeren van Eibergen

Op 29 maart 2013 publiceerde het Gelders Archief een nieuwe archiefinventaris of toegang op de archieven van de Huizen Nettelhorst en De Heest in het kerspel Lochem. Het Huis Nettelhorst werd in de late negentiende eeuw grotendeels gesloopt. Een klein gedeelte is vandaag de dag nog te zien als ruïne in de weilanden aan de Nettelhorsterweg onder Lochem. Zo’n adellijk huis op de grenzen van de Heerlijkheid Borculo doet vermoeden dat er ook verbindingen waren met dat gebied. De archiefinventaris stelt daarin niet teleur.
Het Huis Nettelhorst werd eeuwenlang bewoond door een tak van de familie Van Heeckeren, die zich dan ook ter onderscheiding van de andere takken naar dat huis noemde.
De familie Van Heeckeren van Nettelhorst had bezittingen in Geesteren, Beltrum en Neede. Zij was ook eigenaar van de in het schependom Groenlo gelegen ‘Borculose’ havezate Marhulzen. Behalve wat pachtboeken zijn over Marhulzen in deze inventaris echter weinig stukken te vinden. Vermeldenswaard zijn de leenregisters van het Huis, die lopen over de jaren 1548-1794. Tot de lenen behoorden o.a. de goederen Willerinc, Helmerdinck en Grote Horstwijk in Beltrum. Laatstgenoemd goed werd in de zeventiende eeuw adellijk bewoond en werd gedurende enige tijd betiteld als havezate, echter zonder dat de bezitter van het goed het recht had verschreven te worden op de zittingen van de ridderschap van de Graafschap Zutphen.
De archiefinventaris bevat veel stukken die betrekking hebben op het privéleven en het openbare leven van mr. Pieter Reinhard Johan Wilt baron van Heeckeren, burgemeester van Eibergen (1813-1835), die in 1785 op de Nettelhorst was geboren. Hoewel Hendrik Odink in een in 1963 verschenen artikel onder de titel ‘Een oud-burgervader’ (herdrukt in zijn bundel Land en Volk van de Achterhoek, 1971) het leven en de betekenis van deze burgemeester voor Eibergen geschetst heeft, is het in dit herdenkingsjaar (verjaging Fransen in oktober/november en 200 jaar Koninkrijk) nuttig om even stil te staan bij die beginjaren van de gemeente Eibergen, want er zijn nog wel een paar onduidelijkheden die uit de weg geruimd moeten worden. Zo blijkt dat Van Heeckeren in korte tijd de vierde maire van de gemeente Eibergen was. Na de inwerkingtreding van de Franse wetgeving en het bestuurlijke stelsel op 1 april 1811 werd de uit Lochem afkomstige Derk van Eps Reerink de eerste maire van Eibergen. Hij bleef maar kort in functie, want hij was ook vrederechter van het nieuwe kanton Eibergen, dat samengesteld was uit Eibergen, Rekken en Beltrum en bijbehorende buurschappen. Het vredegerecht was de voorloper van het kantongerecht en was dus de laagste rechtbank. In 1811 vielen de buurschappen Beltrum, Zwolle, Avest en Lintvelde onder de gemeente Eibergen. Dat blijkt uit de inschrijvingen van talloze Beltrumse ingezetenen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Eibergen. Pas in 1812 was Beltrum zo ver dat men zelf die registers kon bijhouden. Die zelfstandigheid zou overigens maar kort duren. In 1819 werd de gemeente Beltrum opgeheven en toegevoegd aan de nieuwe gemeente Eibergen.
Begin november 1811 trad W.J. Roelvink aan als maire. Hij bleef tot 1 januari 1812 toen G. Smits in diezelfde functie aantrad. Smits was een telg uit de aloude stad-Eibergse familie van die naam. In april 1813 trad tenslotte mr. P.R.J.W. van Heeckeren aan als vierde maire van Eibergen. Toen in november de Fransen verjaagd werden, bleef hij zitten. In december noemde hij zichzelf weer ‘burgemeester’. Dat bleef hij tot zijn dood in 1835. Van Heeckeren was in 1811 begonnen als keizerlijk notaris in Eibergen. Hij was tevens griffier van het Vredegerecht. Bijgaande afbeelding van zijn in 1812 gebruikt notaris- en griffiezegel getuigt daarvan.