Categoriearchief: Achterhoek

Keuzes maken

Afgelopen zomer kreeg ik opnieuw te maken met tegenslag in de gezondheid. Dat was een reden om keuzes te maken die al te lang waren uitgesteld. Eén daarvan is dat ik het secretariaat van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo met onmiddellijke ingang heb neergelegd, wat niet betekent dat ik me niet meer bezig zal houden met de geschiedenis van dat gebied. Integendeel. Zo blijf ik betrokken bij het indiceringsproject voor het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid en het onderhoud en beheer van de website. Verder heb ik besloten de komende tijd te gaan investeren in het schrijven van een geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo tot 1811. De donateurs van de  Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo zullen door het bestuur schriftelijk geïnformeerd worden over de ontstane situatie en hoe men verder gaat.
Mij rest op deze plek niets anders dan de donateurs dank te zeggen voor het jarenlange in mij gestelde vertrouwen. Ik hoop hen en vele andere geïntersseerden via de website www.heerlijkheidborculo.nl en t.z.t. door middel van een boek op de hoogte te houden van datgene wat mij nog steeds erg bezighoudt, nl. de geschiedenis van dit mooie en historisch zeer interessante gebied in de noordoostelijke Achterhoek.

Bennie te Vaarwerk

De vergraafschapping van het Achterhoeks: het oetbloashuuske

Nu ik mezelf sinds enige tijd de verplichting heb opgelegd meer te bewegen en – in dit kader – vaker de fiets pak, kom ik op locaties die ik anders niet zie of waaraan ik te snel voorbijrijd. Dus viel het oog een paar keer op (een van de te veel borden) met het lelijke woord: ‘uutblaoshuuske’. Vermoedelijk bedacht door een VVV-achtige organisatie, die ergens in de Graafschap Zutphen zetelt. ‘Uut’ en ‘huus’ zijn in het grootste deel van het gebied van de voormalige heerlijkheid Borculo importwoorden. Als verkleinwoord van ‘hoes’ is ‘huuske’ hier wel inheems. In dit gebied zou het dus ‘oetbloashuuske’ moeten zijn. Hoe zien die ‘oetbloashuuskes’ (ik gebruik bewust de Twentse spelling, die het Achterhooks beter weergeeft dan de WALD-spelling) er dan in de praktijk uit? Ik kan ze natuurlijk niet over een kam scheren, maar ik heb een paar verbouwde varkensstallen gezien. Toeristen ontvangen in een voormalige varkensstal: als er maar verdiend wordt. De ‘uutblaoshuuskes’ zullen aan mij geen klant krijgen. Misschien zou er iets van een kwaliteitskeurmerk moeten komen voor locaties die werkelijk iets te bieden hebben en nog authentiek zijn ook. Maar misschien is dat ook niet nodig: die etablissementen bewijzen zichzelf wel. Een voorbeeld daarvan is Gasthof Reierinck in Zwilbrock, net over de grens bij Eibergen/Holterhoek. Maar er zijn ook andere oude locaties die nog steeds de moeite waard zijn zoals Baan in Geesteren, Kerkemeijer (‘Poppink’) en Roterink in Rekken en Prinsen in Haarlo.
Het Achterhooks kende een grote verscheidenheid aan lokale dialecten. Het is wenselijk dit ook in de toeristische sector te behouden, en het niet aan (gepensioneerde) schoolmeesters over te laten, want dat is de beste garantie voor het verdwijnen ervan. De jeugd spreekt het niet of nauwelijks meer, want dat mocht niet van de meester. Ook de WALD-spelling (Woordenboek Liemerse en Achterhoekse Dialecten) doet het lokale plat naar mijn overtuiging geen goed en werkt vergraafschapping (het uniform worden van het geschreven plat) in de hand, nog afgezien van het feit dat deze woordenboeken slecht toegankelijk zijn. Daarom gebruik ik altijd het Twents Woordenboek van G.J.H. Dijkhuis, dat ook voor de Achterhoek uitstekend is te gebruiken, al was het alleen maar omdat de samensteller gebruik heeft gemaakt van bronnen uit het werkgebied, zoals J.P. ter Braak en Hendrik Odink uit Eibergen. In de heerlijkheid Borculo is het begrip Achterhoek geboren, dus als het Achterhooks ergens in ere gehouden moet worden, dan is het wel in het gebied van de voormalige heerlijkheid Borculo.

Bennie te Vaarwerk

 

Overdracht archieven

Vorige week al maakte het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers bekend dat het in het kader van de overdracht van daartoe in aanmerking komende archieven veel bestanden hebben overgenomen van het Gelders Archief.  Vandaag volgde het Gelders Archief.
Voor het gebied van de Heerlijkheid Borculo betreft het:
– het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo;
– het oud-rechterlijk archief van de Heerlijkheid Lichtenvoorde;
– het oud-rechterlijk archief van de Stad Groenlo.
Daarnaast de retroacta van de Burgerlijke Stand (RBS), beter bekend als doop- trouw-, lidmaten- en begraafboeken van diverse kerken vóór 1811 in het werkgebied. Een aantal van die registers berustten overigens al bij het Erfgoedcentrum omdat ze deel uitmaken van de in bewaring gegeven lokale kerkarchieven.
Voorts vele huwelijksbijlagen en archieven van notarissen (19de en 20ste eeuw).
Deze archieven zijn dus nu dichter bij huis raadpleegbaar, al is het de vraag of dat ook geldt voor de al zo lang vanwege de slechte materiële toestand niet ter inzage gegeven bestanden uit het oud-rechterlijk archief van Borculo. Ondanks het feit dat de Archiefwet voorschrijft dat overheden hun archieven in goede staat moeten bewaren en houden, geldt dat helaas niet voor de te vervreemden archiefbescheiden van het Gelders Archief, waarvan tot op heden de minister van OC&W zorgdrager is. In zekere zin beschermde de wetgever zichzelf tegen de archiefwettelijke verplichtingen en zo worden kosten doorgeschoven naar de regio.
Overigens voor raadpleging het archief van de Heren van Borculo moet men nog steeds een bezoek brengen aan de studiezaal van het Gelders Archief in Arnhem zijn. In 2013 verhuist deze instelling naar nieuwbouw aan de Westervoortsedijk in de Gelderse hoofdstad.

4 en 5 mei

Oningevulde niet-joodverklaring

Toen mij begin jaren ’90 van de vorige eeuw bij het toenmalig Waterschap van de Berkel de kans werd geboden om ervaring op te doen met de inventarisatie van archieven, nog vóórdat ik toegelaten werd tot de toenmalige Rijksarchiefschool, mocht ik de archieven van de vier onderafdelingen van dat waterschap inventariseren. Daartoe behoorde ook het opschonen van die archieven, wat wil zeggen het verwijderen van archivalia die volgens een selectielijst daarvoor in aanmerking kwamen. De meeste indruk maakten de stapels niet ingevulde niet-joodverklaringen. Het Waterschap was een kleine organisatie waardoor het niet verwonderlijk was dat veel van die formulieren oningevuld bleven en dus weg konden. Toch intrigeerden die lege formulieren mij, omdat ze mij voor een gewetensprobleem plaatsten. De oorlog kwam akelig dichtbij. Wat zou ik gedaan hebben als ambtenaar bij het Waterschap in de oorlog? Zou ik het formulier ingevuld hebben in de wetenschap dat ik dan mijn baan zou behouden of zou ik geweigerd hebben? Zou het anders zijn geweest als ik joodse collega’s gehad zou hebben? Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat ik het formulier ingevuld zou hebben. Zoveel jaren na de oorlog is het gemakkelijk praten. Velen zaten pas na de oorlog in het verzet. Soms kunnen lege formulieren mensen voor gewetensproblemen plaatsen. Daarom heb ik er meer in het archief laten zitten dan eigenlijk mag.

Jeugd, alcoholgebruik en roken 100 jaar geleden: was vroeger alles beter?

Deze week kon men in de regionale kranten lezen dat het voor de jeugd nog steeds gemakkelijk is om alcoholhoudende drank te kopen in de supermarkten. In vergelijking met een kleine eeuw geleden is de huidige jeugd nog braaf. Wie zegt dat vroeger alles beter was?
In 1918 voerde de Gezondheidscommissie ‘Lochem’, waartoe o.a. de gemeenten Eibergen, Neede en Borculo behoorden, een onderzoek uit naar de rook- en drinkgewoonten van schoolkinderen. Daaruit bleek dat 32,7%  van de 2214 schooljongens op 39 (lagere) scholen rookten: ‘de meesten nu en dan, doch ook vele wekelijks, vooral des Zondags, voornamelijk sigaretten, doch ook sigaren, terwijl eenigen een pijp rookten en een paar zelfs tabak pruimden.’ Het onderzoek naar het alcoholgebruik door schoolkinderen van 5 tot 13 jaar (jongens en meisjes) leverde op dat 30% van hen ‘zo nu en dan gebruik maakten van alcoholische dranken, meestal het zogenaamde ‘rood, (bessen- of frambozenliqueur) op visites, bruiloften en kermissen, enz. Slechts zeer enkele leerlingen geregeld wekelijks.’ Vooral na het verlaten van de (lagere) school werd steeds meer gerookt. Dat hoefde geen verwondering te wekken, aldus de lokale geneesheren die de Gezondheidscommissie vormden, omdat men ‘kinderen van 13 jaar en wat ouder bij dans- en drankaangelegeneheden zoo naar het schijnt maar straffeloos toelaat.’