Categoriearchief: Kerkgeschiedenis

De schilder geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?

Een tijdje geleden tweette ik het volgende:Twitterbericht_20130308

Het plaatje van de schildering van de man met (vermoedelijk) een hoofddeksel, liet me niet los. Nu bevatten de middeleeuwse kerken wel meer raadselachtige figuren die weinig met de daarin beoefende religie te maken hebben (gehad). Maar deze schildering – eigenlijk kun je beter spreken over een eenvoudige tekening – zou heel goed een verwijzing kunnen zijn naar de schilder die de lijnen in de gewelven heeft aangebracht. Daarmee zou de figuur een verwijzing kunnen zijn naar deze ‘lijnentrekker’. Een portret mag je het zeker niet noemen. Achteraf had ik het ook wel kunnen weten. In de gewelven zijn drie dikke lijnen te zien: de beide buitenste lijnen zijn roodbruin en de middelste lijn is zwart. Deze zwarte lijn is geschilderd over een dun zwart lijntje, een werkwijze die wel meer voorkwam bij (kerk)schilders. Ik denk dat het volgende gebeurd is:

Heeft de schilder zichzelf geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?
Heeft de schilder zichzelf geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?

De schilder was bezig om de dikke zwarte lijn aan te brengen in het gewelf van de noordbeuk boven de buitendeur. Tijdens het aanbrengen van die lijn moet hij zich bedacht hebben: ‘dit is mijn kans om voor de eeuwigheid vastgelegd te worden’. Een beetje brutaal, maar er zijn, zoals gezegd, in die oude kerken wel veel meer figuren te vinden die met religie weinig van doen hebben. De schilder is dat niet eerder van plan geweest, want de roodbruine lijn links loopt door het hoofddeksel, zij het, dat dat die lijn aan de onderkant van het hoofddeksel nagenoeg niet waarneembaar is. Hij heeft dus naar mijn idee het overschilderwerk van de dunne lijn onderbroken om er zijn hoofd te schilderen. Dat kun je zien omdat de dunne lijn door het hoofddeksel loopt, de dikke lijn eindigt aan de onderkant van het hoofddeksel en wordt aan de bovenzijde weer opgepakt en voortgezet.

Nieuwe bronnenpublicatie: het markeboek van Gelselaar, 1674-1788

Een pagina uit het markeboek van de buurschap Gelselaar.
Een pagina uit het markeboek van de buurschap Gelselaar.

Al eerder heb ik geblogd over het markeboek van Gelselaar. De transcriptie van dat register of resolutieboek van de geërfden van Gelselaar is vandaag op de website geplaatst. Zoals zo vaak in de geschiedenis, is een ruzie aanleiding geweest tot archiefvorming, in dit geval tot het aanleggen van het markeboek. Er was een geschil  met de mark van Noordijk, waarover een proces gevoerd werd. De ook toen al dure advocaten moesten betaald worden uit de opbrengsten van te verkopen hout en van een ‘sekere hutte met de uytdrift gelegen op de Schipbeke’. Grensgeschillen waren er later (1681) ook met Geesteren. Wat opvalt is dat de mark van Gelselaar relatief weinig gewaarde erven heeft. De dienst wordt er uitgemaakt door de heer van Ruurlo als bezitter van het in Gelselaar gelegen goed de Schothorst, de heer van Bevervoorde (later Theodorus Oldenkotte), de bezitter van ’t Weldam (namens Benneker), drost Joan Balzer van Duythe, namens de heer van Borculo als erfmarkenrichter als voorzitter van de markenvergadering, de diaconie van Haaksbergen (Stockhuyrne), Ten Broeckhuijs, Janssen en Tecklenborgh. Heel langzaam wordt dat aantal wat groter.
De mark bemoeide zich ook met de kerk (waar men ook vergaderde). De gewaarden, geërfden of markgenoten controleerden in het bijzijn van de drost de kerkenrekeningen. De mark droeg ook verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van het kerkgebouw, waarvan de garfkamer (oorspronkelijke sacristie, later misschien de consistoriekamer) in 1710 in een staat van ernstig verval verkeerde. Een verzoekschrift tot herbouw en restauratie wordt door een flink aantal inwoners ondertekend, waarvan tien met een huismerk. Een foto daarvan is in de transcriptie opgenomen.
Dat Gelselaar met recht een ganzendorp genoemd mag worden blijkt ook uit meerdere passages in het nu op het internet beschikbaar gekomen transcriptie van het markeboek.

Bennie te Vaarwerk

Needse geschiedenis in Eibergse kerk

Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.
Schildering in de Oude Mattheuskerk te Eibergen met het familiewapen Van Barmentloo.

In de kerk van de Protestantse gemeente  in Eibergen, naar de vóórreformatorische patroonheilige tegenwoordig de Oude Mattheus genoemd, bevindt zich een bijzondere en qua voorstelling moeilijk te duiden muurschildering. De op zich eenvoudige schildering bevindt zich in de noorderbeuk boven de boog die deze beuk scheidde van het vroegere Mariaportaal. Het is een wereldse voorstelling. Van links naar rechts zien we op een heuvelachtige ondergrond een gebouw dat een kerk zou kunnen zijn, vervolgens drie figuren, waarvan links een vrouw met een kroon, een vogel (eend?) in haar rechterhand en in haar linkerhand iets dat op een grotere (boodschappen)tas lijkt. De beide mannen lijken ridderfiguren met geheven zwaarden. Verder naar rechts weer een gebouw dat een versterkt huis zou kunnen zijn, omdat de toren voorzien is van kantelen. Daarnaast een vaandel met een wapenschild. Eronder zijn enkele onduidelijke wezens afgebeeld en daar weer onder de gotische letters S.s., waaraan meerdere betekenissen toegekend kunnen worden. Op de heuvel voor de kerk (of waarop de kerk staat) lijkt een uil afgebeeld te zijn, maar als deze figuur maar half afgebeeld is, zou het ook een bok kunnen zijn. Aan de voeten van de mannen zien we tenminste twee, misschien drie blaffende honden. Achter het linkerbeen van de man links is iets afgebeeld dat lijkt op een hoofd. Er lijkt ook nog iets dat op een beker lijkt op de ‘heuvel’ tussen de mannen in te staan. De derde hond springt er tegen aan. Verder nog wat onduidelijke wezens (w.o. vissen?) Onder de gotische letters is een geblokt patroon aangebracht op de rand van de boog.
Het enige dat herleidbaar is, zijn de twee hoorns op het vaandel dat aan een (geschilderde) stok gehangen is. De hoorns behoren bij het familiewapen van de familie Van Barmentloo. Dit geslacht bewoonde in de vijftiende en zestiende eeuw de enig nog bestaande oorspronkelijke Borculose havezate De Kamp bij Neede. De familie voerde twee jachthoorn in het familiewapen, overigens in meerdere varianten. Verwijst daarmee deze schildering naar een jachttafereel? Daar zijn aanwijzingen voor te vinden: de twee of drie (blaffende) honden, de vogel die de vrouw in de hand heeft en mogelijk zijn ook enkele andere van de onduidelijke figuren, tenminste als die als bestaande dieren kunnen worden bewezen. Daartegen pleit echter dat de beide mannen een zwaard en in hand hebben en/of daarmee zwaaien/dreigen. Ook de schede, voor het opbergen van het zwaard, is duidelijk te zien. Hun houding en uitrusting wijst eerder op een krijgstoneeltje of een toernooi-achtige omgeving, wat versterkt wordt door de aanwezigheid van de dame. Zij draagt een kroon met drie punten, wat wel wijst op een adellijke achtergrond. Tegenwoordig wordt zo’n kroon heraldisch toegewezen aan burggraven, in Nederland de beheerder van een kasteel, in België een lage adellijke rang.

Huize De Kamp in Hoonte onder Neede (2004)

Maar wat heeft nu de Needse familie Van Barmentloo in de Eibergse kerk te zoeken (gehad)? Er zijn een paar duidelijke aanwijzingen voor. In 1536 wordt in een akte betreffende het altaar of vicarie van St.-Catharina in de Eibergse parochiekerk Andreas de Bermtloe als getuige genoemd. En in 1552 wordt een vicaris Andries de Bermtloe als getuige vermeld. We mogen er wel van uit gaan dat het hier gaat om een en dezelfde persoon. Hij had dus een vicarie in de Eibergse parochiekerk. Mogelijk heeft hij zijn familiewapen (en de voorstelling) laten aanbrengen hoog in de boog boven de plek waar ongetwijfeld eens het altaar stond waarvan hij de bedienaar was.

N.B. De kerk is momenteel op de woensdagmiddag en de zaterdagmiddag opengesteld voor publiek. Meer informatie: http://www.pkneibergen.nl/

Bennie te Vaarwerk

Veel Borculose geschiedenis in de Westfaalse Domstad Münster

117_Noordtoren_Domkerk_Munster
De noordelijke toren van de St.-Paulusdom in Münster, gezien vanaf de binnenplaats annex domkerkhof.

Al 25 jaar kom ik met enige regelmaat in Münster, maar dan vooral om archieven te bezoeken. Voor het eerst in jaren heb ik ditmaal de laptop thuisgelaten en ben begonnen aan een ontdekkingstocht naar de in steen (en hout) gehouwen geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo in Münster.
In al die jaren is Münster erg veranderd. Qua fietsen doet de stad niet meer onder voor een vergelijkbare Nederlandse steden als Eindhoven of Utrecht. Ook Münster is een studentenstad. Dat merk je en zie je overal om je heen.
Er is veel nieuwbouw, ook in het centrum, maar hier lijkt men er meer moeite voor te doen die in te passen in het stadsbeeld. Nederlanders blijven makelaars en handelaars: het moet snel en het moet goedkoop. Dan heb ik het nog niet over de nieuwbouw die gepleegd moest worden als gevolg van de bombardementen op de stad in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog: de arcaden en de gevels zijn hersteld, maar daarachter zit meestal moderne nieuwbouw. Op een aantal plekken is dat erg zichtbaar: in de voorhal van het Rathaus met zijn moderne, nu weer wat gedateerd ogende tegelvloer, het ontbreken van gemetselde gewelven achter de arcaden, en de Domkerk met haar hypermoderne gesloten westgevel met moderne ramen die de oorspronkelijk in laatgotische stijl gebouwde gevel verving.
Hoewel ook ongetwijfeld het rooms-katholieke geloof in Münster op zijn retour is, maakt de stad in uiterlijk nog steeds een katholieke indruk. Torens en kerken alom, regelmatig missen of andere godsdienstoefeningen waarvoor de klokken geluid worden. In Münster ziet men nog nonnetjes in het straatbeeld.
De skyline van Münster is, komend uit de richting Altenberge, haast adembenemend te noemen met de torens van de Lambertikerk, de Domkerk en de Überwasserkerk. Dan kun je het schilderij van Gerard Terborch begrijpen waarop hij de komst van de Nederlandse gezant Pauw naar de Vredesonderhandelingen in Münster in 1646-1648 heeft afgebeeld. Alleen de Lambertikerk heeft een hoge spits. Wat dat betreft lijken veel (voorreformatorische) kerken in het vroegere Achterhoekse deel van het oude bisdom Münster wel een voorbeeld te hebben genomen aan de torens van de hoofdkerk van het bisdom. Dat zie je trouwens ook in Brabant en Utrecht. Hoge spitsen, zoals in Eibergen, zijn in het oude bisdom Münster een uitzondering.
Parkeren op de Schlossplatz (tot medio 2012 Hindenburgplatz), gelegen aan de ringweg rond de Altstadt, is in vergelijking met Nederland nog goedkoop. Er zitten nog mannetjes achter een balie die een parkeerkaart afgeven en bij wie je aan het eind van de dag (vlot) kunt afrekenen.

001_Toren_Uberwasserkerk_Munster_25072013
De toren van de Überwasserkerk.

Achterhoekers die een bezoek willen brengen aan hun ‘oude’ hoofdstad, adviseer ik de auto op de Schlossplatz neer te zetten en vandaar via de Frauenstrasse naar de binnenstad te lopen (5 minuten). Al snel krijg je zicht op de Liebfrauenkirche, oftewijl de kerk die behoorde bij het in de achttiende eeuw opgeheven adellijke vrouwenstift Maria Transaqua of (in het Duits) Überwasser. En dan zijn we meteen bij de oudste Needse geschiedenis. Dit Stift werd in 1040 gesticht door de toenmalige bisschop van Münster aan de andere zijde van het Münsterse riviertje de Aa, vandaar: transaqua, Überwasser of Overwater. Die bisschop heeft vermoedelijk zijn in Neede gelegen bezit (de Grote en Kleine Hof te Neede en een aantal boerderijen, waaronder Biezebeek in Eibergen) aan dit Stift geschonken Vanaf 1040 tot diep in de zeventiende eeuw komt Neede dan ook voor in de archieven van Überwasser, die na opheffing van het Stift in 1773 terecht zijn gekomen in het Studienfonds Münster, Stift Überwasser, dat thans bewaard wordt in het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Abteilung Westfalen (voorheen: Staatsarchiv Münster). Doordat de Heer van Borculo in de zestiende eeuw de Hof te Neede in pacht wist te verwerven van de abdis van Überwasser, heeft hij zijn invloed in Neede en in de Needse kerk sterk weten te vergroten. De verwantschap van de Needse kerk met de Überwasserkerk blijkt vandaag de dag het meest uit de ingangspartijen, die in beide gevallen uit dubbele deuren bestaat. In de Heerlijkheid Borculo is de Needse kerk alleen al om die reden een uitzondering. Het plein bij de Überwasserkerk is een groene oase en oogt wat dorps door de kleine woonhuizen midden in de stad.

024_Munster_rivier_de_Aa_tussen_stad_en_Uberwasser
Het riviertje de Aa in het centrum van Münster. Omdat het Stift aan de overzijde lag werd het Überwasser of Overwater genoemd.

Meteen achter de kerk ga je het riviertje de Aa over, een riviertje in het groen. Er ligt een wandelpad naast. De Domplatz, het Domplein, lokt in de verte. Geleidelijk doemen de twee romaanse torens van de Domkerk op. En de na de oorlog geheel nieuw gebouwde westgevel. Je moet er van houden. De hoofdingang bevindt zich in het zgn. Paradies, een voorhal aan de zuidzijde van het plein. Tegen de zuil tussen de dubbele deuren staat St.-Paulus met het zwaard (waarmee hij onthoofd is). Daardoor je weet dat hij de patroon van de kerk en daarmee van het bisdom is. St.-Paulus is sinds enkele jaren de patroon van de parochie die ontstaan is uit de samenvoeging van de middeleeuwse parochies Groenlo, Eibergen en Neede. Een van de redenen om deze kerkpatroon te kiezen was het feit dat de drie oude parochies tot 1823 tot het bisdom Münster behoorden.
042a_St_Christoforusbeeld_Domkerk_MunsterIn de kerk word je aandacht al snel getrokken door het reusachtige beeld van St.-Christophorus met het kind Jezus op de arm. Hij is de patroonheilige van de reizigers en, dat maakt hem voor onze regio weer interessant, de voorreformatorische kerkpatroon van Geesteren bij Borculo. Dat komt in deze kerk met haar vele toeristen wel goed uit. In zijn hand een tak die wel eens echt kon zijn. Ook binnenin is de kerk romaans. In de kerk barst het van de familienamen en wapenschilden (o.a. Bevervoorde) die ook in de Achterhoek niet onbekend zijn. Het meest imposant zijn de epitafen ((graf)monumenten) die enkele vorstbisschoppen voor zichzelf in de kerk hebben laten plaatsen. Vooral dat van Christoph Bernhard von Galen alias Bommenberend (1606-1678) in één van de koorkapellen, naast de grafkapel van zijn verre verwant kardinaal Clemens August von Galen (1878-1946), die door zijn verzet tegen het Naziregime de bijnaam Leeuw van Münster kreeg. Bommenberend interesseert ons wat meer: hij was het die zich na zijn keuze tot vorstbisschop nadrukkelijk Herr zu Borckeloh liet noemen.

Epitaaf_CB_von_Galen_Domker
Het beeld van Bommenberend op het epitaaf. Hij heeft zijn hoofd afgewend van het kruisbeeld om de bezoeker ook na honderden jaren nog streng aan te kunnen kijken.

De terugvoering van de Heerlijkheid in het vorstbisdom Münster maakte hij tot hoofdonderwerp van zijn buitenlandse politieke programma. Tot de opheffing van het Stift Münster in 1803 noemden alle vorstbisschoppen zich Heer van Borculo. Men vindt het in steen gehouwen op de epitafen terug, samen met het Borculose wapen dat vaak tot twee keer toe op vorstbisschoppelijke wapens en zegels is afgebeeld. De Domkerk is een ontmoeting met een verleden van de Heerlijkheid Borculo dat in Borculo zelf lang niet zo nadrukkelijk aanwezig is. In die zin is een bezoek aan Münster en aan de Domkerk in het bijzonder ook een pelgrimage naar de geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo.
Vanaf de koorzijde van de Dom is het nog geen vijf minuten lopen naar de Lambertikerk, de enige van de oude kerken met een hoge spits.

051_Kooien_Wederdopers_Lambertikerk_Munster

De kerk is beroemd vanwege deze bijzondere spits, maar ook vanwege de drie kooien die aan de toren hangen. Daarin werden eens de leiders van de Wederdopersrijk (1534-1536) opgehangen na hun terechtstelling. Aangrenzend is de drukke Prinzipalmarkt met het beroemde Rathaus, waarin de Vrede van Münster in 1648 zijn beslag kreeg. Met deze Vrede kreeg de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden internationaal erkenning. De arcaden (bogengalerijen) aan weerszijden van de Prinzipalmarkt zijn indrukwekkend. De gevels van de huizen zijn na de oorlog allemaal nieuw gebouwd maar in historische stijl. Naar de beste Duitse traditie gebeurde dat in een strakke stijl.

Wie genoeg heeft van historisch Münster kan een bezoek brengen aan het eveneens in het centrum gelegen Kunstmuseum Pablo Picasso Münster, waar naast wisselende tentoonstellingen van werk van deze schilder, momenteel (4 mei – 1 september 2013) een erg interessante tentoonstelling te zien is van het werk van de Franse fotograaf Willy Ronis (1910-2009).

Bennie te Vaarwerk

Het rooms-katholieke kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen

Vorige week heb ik op verzoek van de beheerders van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen een begin gemaakt met de inventarisatie van cultuur-historisch waardevolle graven en grafmonumenten.

Monumentale beuken bij de ingang van het r.-k, kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen, 2013
Monumentale beuken bij de ingang van het r.-k. kerkhof aan de Borculoseweg in Eibergen, 2013

De begraafplaats of ‘karkhof’, zoals de Eibergenaren het terrein gelukkig nog steeds noemen, is nog volop in gebruik en lijkt zelfs populairder te zijn dan het nieuwe r.-k. deel op de Algemene Begraafplaats aan de Haaksbergseweg in Eibergen. Dat zal zeker gelden voor de autochtonen onder ons – de echte Eibargsen –  onder wie ondergetekende, die er zelf eens hoopt op te gaan in eeuwigheid in het graf van zijn grootvader. De zesde generatie gerekend vanaf de ingebruikname van het kerkhof in 1829, die daar rust in de schaduw van de ca. 1877 geplante en nu monumentale treurbeuken bij de ingang. De populariteit van het kerkhof is tegelijk een bedreiging van graven en grafmonumenten die niet meer onderhouden worden. De geschiedenis van de Oude Algemene Begraafplaats en het katholieke kerkhof in het bijzonder heb ik beschreven in mijn vorig jaar verschenen boek over de St.-Mattheusparochie van Eibergen. In dat kader heb ik toen ook al een rondgang gemaakt over het kerkhof. Bij de huidige rondgang zag ik dat er alweer enkele  monumentale graftekens waren verdwenen, o.a. het gietijzeren kruis op het (inmiddels hergebruikte) graf van J.H. Schurink op Eimers, overleden in 1887. De foto van dat graf staat gelukkig nog afgebeeld in het bovengenoemde boek.

Het in 2013 verdwenen gietijzeren kruis op het graf van J.H. Schurink op Eimers.
Het in 2013 verdwenen gietijzeren kruis op het graf van J.H. Schurink op Eimers.

Enkele andere gietijzeren kruisen waren gebroken. Nu staat er nog slechts één volledig overeind, nl. dat van de schenker van de grond voor de uitbreiding van het kerkhof in 1877, G.J. te Vaarwerk op ‘Vaarwark’ (géén voorouder). Want dat zie je ook bij de oude monumenten: de boerderijnamen worden vermeld: Baak op Hiddink, Olminkhof op Jonge Scholte (in één geval afgekort tot ‘J.S.’), Te Vaarwerk op Biesenbeek, enz.. Wie kent die tegenwoordig nog, nu alle huizen een adres hebben? ‘Ik heete Beezebekke, maor laot mi-j Te Vaarwerk schrieven’. Zo ging dat vroeger, toen men wel de boerderijnamen kende, maar niet (of minder) de familienaam.
Op het kerkhof zijn drie oorlogsgraven te vinden en enkele pastoorsgraven op een speciaal voor hen ingericht deel. Maar het oudste pastoorsgraf ligt helemaal in de noordwestelijke hoek. Het is het graf van de tweede pastoor van de na-reformatorische parochie Eibergen, J.A. Abbing, overleden in 1835. De kerkhofkapel is een ontwerp van architect Alfred Tepe en is omstreeks 1877 op het nieuw verworven deel van het kerkhof gebouwd. In mijn jeugd had het kapelletje of Calvariegroep nog een leien dak. Nu is het voorzien van een gemetseld spitsje. Vóór de kapel lag tot 2003 de grafsteen van wat wel Eibergs belangrijkste pastoor was: Petrus van den Hurk (1866-1903), bouwer van kerken in Rekken (1872) en Eibergen (1876), weldoener van het St.-Antoniusgesticht voor kleuteronderwijs, naaischool en later ook gezondheids- en ouderenzorg (1901). Slechts één, vervallen, graf herinnert aan de aanwezigheid in Eibergen van de Zusters van Boxmeer. Tenslotte maakte hij katholiek lager onderwijs mogelijk in Eibergen met de bouw van de St.-Jozefschool. Zijn grafsteen is in 2003 verplaatst naar de pastoorsgraven om plaats te maken voor een monument voor ongedoopt overleden kinderen. Hoewel er zeer terecht aandacht gekomen is voor hun nagedachtenis, is de verplaatsing van Van den Hurks grafsteen vanuit cultuurhistorisch oogpunt een verkeerde beslissing geweest.
Op het kerkhof ligt ook I.B.P Bouquié begraven, die in 1834 op de noordoever van de Berkel in Mallem een weverij oprichtte voor 150 wevers. Zijn sterk vervallen fabriek staat er nog steeds en is vooral uitwendig en in de kapconstructie een monument. Het is zeker de oudste nog bestaande textielfabriek in de huidige gemeente Berkelland en mogelijk zelfs in de Achterhoek. Bouquié overleed in 1855.
Het eenvoudige graf van de weduwe Ch.B. Karnebeek-Backs, is het eveneens waard om in stand te worden gehouden. Zij werd bekend onder de naam ‘Chrissemeuje’. Zij overleed op 110-jarige leeftijd in 1959 en was daarmee lange tijd de oudste inwoner van Nederland. Een verbleekt fotootje prijkt op de grafsteen. Nationaal was de belangstelling voor haar verjaardagen na de 100 groot. Zelfs het indertijd beroemde koor ‘Mastreechter Staar’ maakt voor een van haar verjaardagen een omweg via de Holterhoek waar zij woonde. Op de internet zijn foto’s te vinden van verwijzingsbordjes met daarop alleen de naam ‘Chrissemeuje’.
Het kerkhof wordt goed onderhouden door de vrijwilligers van de inmiddels voormalige St.-Mattheusparochie. Een zeer aandachtige rondgang over het kerkhof zal ongetwijfeld nog veel meer verhalen aan het licht brengen over de mensen die er begraven zijn en bijzonderheden over de grafstenen. Grootste zorgpunt: wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de niet meer onderhouden monumentale graven en graftekens?

Bennie te Vaarwerk