De Heren van Borculo

Tussen Rotholfus de Burclo en koning Willem Alexander zitten bijna 900 jaren. In die periode hebben 35 personen de titel ‘Heer van Borculo’ gevoerd. Er zijn ook tijden geweest dat meer dan één persoon die titel voerde, bijvoorbeeld vanaf 1650 toen de vorstbisschoppen van Münster zich nadrukkelijk ‘Herr zu Borckelo’ noemden. Maar ook de eigenaren van Twickel, die de resterende Borculose bezittingen van de Oranjes aankochten in de negentiende eeuw, noemen zich ‘Heer van Borculo’.
In de onderstaande lijst heb ik de vorstbisschoppen van Münster tussen 1579 en 1616 meegeteld, omdat zij de heerlijkheid toen rechtstreeks bestuurden. Feitelijk waren zij echter leenheer en bestuurden de Heerlijkheid als een Münsters ambt. Hoewel de Van Limburg-Bronckhorsten zich toen ook al tooiden met de titel, moesten zij nog op de uitspraak van het Hof van Gelderland wachten, vóórdat zij hun aanspraken op Borculo en Lichtenvoorde te gelde konden maken.

De geslachten die Borculo werkelijk bestuurden en gedurende welk tijdsbestek:

 1.  Van Borculo  1151-1397/8
 2.  Van Bronckhorst  1360 (1398)-1553 (1579)
 3.  Vorstbisschoppen van Münster  1579-1615/1616
 4.  Van Limburg Stirum  1616-1727
 5.  de graaf Van Flodorf-Wartensleben  1727-1744
 6.  Rijksgraaf von Flemming  1744-1761
 7.  Fürst Czartorisky  1761-1776
 8. Het Huis Van Oranje-Nassau 1776-1795, 1814-heden

 

De Heren van Borculo uit het geslacht Van Borculo (tot
1397/8)

Nog altijd zijn de artikelen van J. de Groot in het blad De Nederlandsche Leeuw (53e jrg., 1935, kol. 225-234, 268-276,
324-331, 365-372, en 54e jrg., 1936, kol. 121-123) de belangrijkste die verschenen zijn over het geslacht Van Borculo. Helaas is de serie nooit voltooid.
In zijn inleiding rept hij over de oudste vermelding van de naam in 959. Op dit punt gaat De Groot echter volledig de mist
in. In dat jaar namelijk schenkt keizer Otto I aan het klooster St. Moritz in Magdeburg de villa (nederzetting/buurschap) Borgelo. Vroegere onderzoekers identificeerden deze naam met Borculo, maar thans wordt algemeen aangenomen dat hiermee de buurschap Borgele bij Deventer bedoeld wordt. Dat wordt duidelijk uit de context van deze vermelding. De andere in de oorkonden genoemde namen komen namelijk allemaal voor in de omgeving van Deventer en in de IJsselstreek. (Wirtz, ‘Geschichte des Hamalandes’, 39-40).

De eerste, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, ‘echte’ vermelding van een lid van het geslacht Van Borculo, komen we tegen in een Westfaalse oorkonde uit ca. 1151. Het  gaat om de edele (nobilus) Rothulfus de Burclo.

I. Rothulfus de Burclo (c. 1151 – 1163)

Hij wordt vermeld in de volgende oorkonden:

c. 1151
Oorkonder: bisschop Wernherus van Münster (1131-1151).
bisschops ministeriaal Amelungus aan het stift Asbeck.
Getuigen:  de nobiles Theodericus en Gozwinus de Gemene, de nobilis Rotholfus de Burclo, de ministerialen Hermannus de Lare, Halt de Alnen en Engelbertus de Dulmene.
Uitgave:   WUB II, CD, No. 282, reg. 1759.
Münsterland gezocht moet worden. Hij voert daarvoor een oorkonde van diezelfde bisschop uit 1134 op, waarin de edele Rodolfus de Steinvorth, goederen en tienden schenkt aan een kloosterdat later in Clarholz gevestigd was. De geslachtsnamen van de getuigen zijn dezelfde als die in de oorkonde van c. 1151 (alleen wordt Burclo in deze oorkonde niet genoemd).

1161
Oorkonder: bisschop Frethericus van Münster.
Betreft:   ruil van goederen tussen zijn ministeriaal Hameze en het klooster Marienrode in Witmarschen.
Getuigen:  Godescalcus de Lon, Gozvinus de Gemen, Rotholfus de Burclo, Frethericus de Binethem, liberi; Heinricus de Dulmania, Ardoldus de Bilrebeke, Gerloch de Dingeden, Brun de Stochem, Lubbertus de Astbeke, Gerardus de Ochtrope e.v.a., ministerialen.
Uitgave:   InA, Kreis Steinfurt, pag. 248-249.

1163
Oorkonder: bisschop Frethericus van Münster.
Betreft:   ontslag uit diensten en rechtsdwang van een door het klooster Marienrode aangekochte hoeve.
Getuigen:  Bernardus de Horstmar, Godescalcus de Lon,  Rudolfus de Burclo, Fretehrico de Benethem, liberi; Heinricus de Dulmania, Arnoldus de Bilrebeke, Gerloch de Dingeden, Bruno de Stocheim en Heinricus de Uchtrope, ministerialen.
Uitgave:   InA, Kreis Steinfurt, pag. 248-249.
N.B. De Groot constateert dat Rotholfus de Burclo steeds verschijnt in hetzelfde milieu verschijnt als dat van Hendrik I van Borculo. Dit is ook een aanwijzing dat deze Rotholfus inderdaad een lid van het geslacht Van Borculo was.

II. Wernherus de Burclo (1173 – 1177)

1173, mei 4
Oorkonder: keizer Frederik I (Barbarossa).
Betreft:   bekrachtiging van de te Goslar gesloten verdragen tussen twee opvolgende bisschoppen van Münster en de graven van Tekeneburg (Tecklenburg).
Getuigen:  (o.m.) graven van Ravensberg, Rotholfus de Stenvorde, Bernhardus de Hurstmare, Theodericus de Saltesberg, Gerhardus de Lon (Loen), Wernherus de Burchlo (in de context: Burglo), Widekindus advocatus de Reden, Ernestus de Munstre en Albertus de Wulfheim.
Uitgave:   WUB II CD No. 361, Reg. 1981; OUB I No. 334;  Willmans, Kaiserurkunden No. 237.
NB. Wernherus wordt gerekend te behoren tot de nobiles, omdat hij aan de nobilis Widekindus de Reden voorafgaat.

1177
Oorkonder: bisschop Herman van Münster.
Betreft:   overgang van het burggraafschap Stromberg door erfopvolging  naar het geslacht Rudenberg.
Getuigen:  (o.m.) Rodolfus de Stenvorde, Widekindus de  Rethe, Wernherus de Borclo, nobiles; Ezo de Slon (Lon).
Bron:   Sibertz, Quellen der westf. Gesch., II, pp. 462-463.

III. Hendrik I van Borculo.

1182
Oorkonder: bisschop Herman van Münster.
Betreft:   overeenkomst met het klooster Kappenberg.
Getuigen:  Henricus de Burclo, nobilis. Verder o.m.: Lubbertus de Beverne en Suetherus de Alen.
Bron:  WUB II CD No. 430 en Reg. 2124.

1183
Oorkonder: bisschop Herman van Münster.
Betreft:   bevestiging van de verordening van ‘s-bisschops voorgangers voor de gracht om de Domvrijheid.
Getuigen:  (o.m.) nobiles Comes Otto de Benethem, Rodolfus de Stenvorde cum filio suo Ludolfo, Wicboldes de Saltesberge, Henricus de Burclo en Walterus de Goie, alsmede de ministeriaal Ludolfus de Beverne.
Bron: WUB II CD No. 432 en Reg. 2132.

1188 (?)
Goederenlijst van de graaf Von Dahl.
Betreft:  verdeling nalatenschap van dominus Wecelenus genaamd Spakebich tussen de graaf van Dalen en dominus Johannes de Ahus.
Getuigen: Henricus de Burglon, Florencius de Kovordia, Johannes de Mallanden, Heythenricus de Limmincharen, Wernerus de Bielen, Henricus de Bernoclo.
Bron: Philippi, F., en W.A.F. Bannier, ‘Das Güterverzeichniss Graf Heinrichs von Dale (1188)’, in: Bijdragen en Mededelingen, nr. 297.

1190 (?)
Oorkonder: Otto, graaf van Gelre en Zutphen.
Betreft:   Stadsrechtverlening aan Zutphen.
Getuigen:  (o.m.) Henricus comes de Dalen, Joannes de Aus (Ahaus), Ludolphus de Stenvorthen, Henricus de Borkelo, Gerhardus comes de Lon, Gyselbertus de Brunckhorst et frater eius, Wilhelmus comes de Goye et frater eius, en Thidericus de Batenborch et frater eius.
Bron:     Sloet, No. 376.

1196, ná maart 6
Oorkonder: Otto graaf van Gelre (?)
Betreft:   Vredesverdrag tussen graaf Otto van Gelre en hertog Hendrik van Brabant.
Getuigen:  (voor graaf Otto): de graaf (comes) de Dale, Ludolfus de Steinvorde, Henricus de Borkelo, Wilhelmus de Brunkhorst, Lambertus de Monte, Gerhardus de Lo (Lon), Henricus de
Batenburg, Theodericus de Batenburg, Gerardus de Lon.
Bron: Sloet 387.
Bijz.:  De getuigen vormden het voornaamste deel van ’s graven ‘homines tam liberi quam ministeriales’, die lenen van de graaf hielden. De Groot concludeert hieruit de de nobiles de Borkelo toen reeds leenman van de graven van Gelre waren.

1200
Oorkonder: Bisschop Theodericus van Utrecht.
Betreft:   Bevestiging van de regelingen van het klooster Bethlehem bij Doetinchem.
Getuigen:  (o.a.) Sweterus de Dingethe, Wilhelmus de Brunchorst en Heinricus de Burclo.
Bron: Sloet 395.
Bijz.:  De Groot merkt op dat geen Borculo heeft behoord tot de stichters van het klooster (ca. 1180). Heinricus ontbreekt ook onder de vele begiftigers van het klooster.

1200, jan. 22
Oorkonder: Graaf Otto van Gelre.
Betreft:   Verdrag met de hertog van Brabant en de bisschop van  Utrecht, mede ten behoeve van het aartsbisdom Keulen.
Getuigen:  (o.a.) Henricus de Batenburg, Henricus de Burglo en Wilhelmus de Brunchorst.
Bron:  Sloet 397.

1203
Betreft:   Verdrag tussen Gelre en Brabant gesloten te Leuven.
Getuigen:  (o.a.) Henricus de Bruelo en Willelmus de Brunghorst, onmiddellijk volgend na elkaar en voorafgegaan door    Lambertus de Monte.
Bron: Sloet 401.

1207
Oorkonder: graaf Otto van Gelre.
Betreft:   Vrijdom van tol te Arnhem voor de broeders van de abdijen te Floreffe en Postel.
Getuigen:  (o.a.) Henricus comes de Dalen, Henricus de Burglo,  Willelmus de Broncho(r)st, Henricus de Monte, Theodericus frater comitis.
Bron: archief abdij Postel no. 7.

1207
Oorkonder: Graaf Gerard van Gelre.
Betreft:   Begiftiging van de St. Walburgiskerk te Zutphen met o.a. de novalia van Lochem, zulks t.b.v. het zieleheil van zijn vader.
Getuigen:  (o.a.) Henricus de Borcloe, Wilhelmus de Bronckhorst (in die volgorde). Voor hen staat Henricus comes de Daelen en filius suus Otto.
Bron: Sloet 421.

1207
Stephanus de Borckeloe, advocatus van Bethlehem.
Bron: ? Niet bij De Groot, Van Veen en Harkema.

1212
Oorkonder: Gerard van Gelre.
Betreft:   Geschil over goederen te Eschede.
Getuigen:  (o.a.) Henricus graaf van Dale, Henricus de Burclo en Wilhelmus de Brunchorst.
Bron:  Sloet 431.
Bijz.:  De Groot merkt op (kol. 230), dat deze oorkonde uit het allereerste begin van 1212 moet dateren, omdat de echtgenote van deze graaf van Dale, erfdochter Regenwiza van Diepenheim, reeds op 8 januari 1212 (1211) (Westf. Zeitschr., Band 32 (1874), pag. 140) als custos van het Stift Vreden optrad, en derhalve toen reeds weduwe was.
Daarna duurt het tot 1232 alvorens weer een nobilis van
dezelfde naam in de bronnen opduikt. De Groot (kol. 231) duidt
hem aan als Henricus II van Borculo.

Begin 13e eeuw:
Kerkstichting te Geesteren in gezamenlijke actie met de heer
van Diepenheim (H.W. Heuvel, Land van Berkel en Schipbeek, pag.48). Heuvel vermeldt geen bronnen. De kerk was gewijd aan de H. Christophorus, de beschermheilige van de reizigers en de handelaren.

IV.  Henricus II van Borculo (1232 – 1236)

1232
“Henricus de Burdo [=Burclo], cui copulata et data fuit
filia Rodolfi cum castro Covordia et dominio Trentiae’.
(bron: Kroniek van Groningen, Drente en Coevorden.blz. 88).
(Werken Hist. Gen. te Utrecht, Nieuwe Serie, no. 49, 1888)
Hij was ca. 1232 gehuwd met Eufemia, dochter van burggraaf Rudolf van Coeverden. Bij dit huwelijk werden het kasteel van Coevorden en de heerlijkheid Drente meegegeven. Daardoor raakte Hendrik II van Borculo betrokken bij de strijd die zijn schoonvader Rudolf van Coevorden tegen diens leenheer, de bisschop van Utrecht was begonnen (1227: slag bij Ane). In 1232 volgt een overwinning van Hendrik van Borculo en de zijnen in de slag bij Nutzpete of Mizpete bij Groningen op de troepen van de bisschop.
Desondanks schijnen Coevorden en de heerlijkheid Drente voor Hendrik van Borculo verloren te zijn gegaan. In 1275 vinden wij zijn gelijknamige zoon (weer) in het bezit van het burggraafschap (WUB III, No. 1762).

1233, sept. 15
Oorkonder: Richarda, weduwe van graaf Otto van Dale en  Diepenheim.
Betreft:   Nadere regeling betr. het gebied van de kerken van Diepenheim en Markelo. Zij doet dit ‘uyt raedt der adellichen mannen’.
Getuigen:  (o.a.) Boldewijn graaf van Bentheim, Ludolph van  Steinforden, Herman van Loen, Hendrick van Borckeloe, Johan van Ahus.
Bron:  Racer, Ov. Gedenkstukken, II (1782), pag. 254/5.
Bijz.:  De Groot merkt op (kol. 232) dat Johan van Ahaus, die volgde op Hendrick van Borckeloe kwam in 1232 voor als dominus. Dit mag dus ook gelden voor Hendrick. “Deze moet dus geacht worden toen  reeds miles te zijn geweest”.

1236, mei 25
Oorkonder: Otto graaf van Gelre en Sutphania.
Betreft:   Aankoop van de villa Grunlo met rechtsgebied, gruit en wissel van heer (dominus) Henricus de Burclo. De verkoper houdt echter van de graaf in leen: de hof (curtis) te Groenlo met de berg  (mont), het water en de molen en zoveel van de gruit als hij te Borculo nodig heeft.
Bron: Sloet 588. Reg.: v. Schilfgaarde, GvLS Regestenlijst,  no. 1.

1236, mei 26
Oorkonder: Otto, graaf van Gelria.
Betreft:   Verklaring van de graaf waarin vermeld wordt, dat indien de verkoop van Groenlo aan hem geen doorgang mocht vinden, Henricus van Borculo hem 50 pond moet betalen, waarvoor de in de acte genoemde goederen bij hem in pand zullen blijven totdat de som betaald is.
Bron: Sloet 588.
24 november 1248 blijkt Euphemia reeds hertrouwd te zijn en uit dat tweede huwelijk een zoon te hebben (De Groot, a.w., kolom 231). Eufemia huwde na de dood van haar man met Hermannus I van Lohn. Deze Herman staat in 1246 de rechten af die hij bezat
in de parochies Eibergen, Neede, Groenlo en Geesteren. Om
welke rechten het hier handelde is niet duidelijk. (De Meter, ‘Onuitgegeven oorkonde’ 416) Zoon:

V. Henricus van Borclo (1240 – 1288)
Hendrik III wordt voor de eerste maal genoemd tussen
1240 en 1250 (Van Veen, ‘Bijdragen’, BMGelre).
Hij ontving tussen 1265 en 1271 de ridderlijke waardigheid.
Hij was gehuwd met Agnes N.N.

1246
Herman graaf van Lohn draagt aan Otto II van Gelre
het eigendom van het huis Bredevoort op en ontvangt het
van hem in leen terug. Zoon Herman bevestigde een en
ander en beloofde leenman van de graaf van Gelre te zijn
met enige uitzonderingen t.b.v. de bisschop van Münster
(Harkema, ‘Betrekkingen’, BMGelre, 1904, 5).

1261 februari 23
Henricus, jonker van Burclo, belooft voor een huwelijk van zijn oudste dochter met de oudste zoon van Theodericus, ridder, heer van Wische, deze de helft van zijn gericht in Echtberge (Eibergen) af te staan, onder verbintenis van deze bij een huwelijk van zijn oudste dochter met de oudste zoon van Henricus deze laatste de helft van zijn gericht in Juckenberge te geven (Van Schilfgaarde, Regestenlijst Bergh, no. 19). Met (verloren gegane) zegels van Otto graaf van Gelre, de heer van Wisch, en de wederzijdse borgen: de graaf van Dahl en Adam de Monte, ridder.
N.B.: het betreft hier het huwelijk van Jutta van Borculo met Stephanus van Wisch.

1264, april 12
Conradus, ridder, edele van Velen, verklaart aan Henricus genaamd Van Borclo, de goederen van Henricus genaamd Sticke, aan oorkonder leenroerig, verkocht te  hebben (Van Schilfgaarde, GvLS, Regestenlijst, no.4.

1275, april 30
Henricus ridder van Borckelo, burggraaf van Covordia, verklaart aan Rudolphus, zoon van Foltkerus, ridder van Echten, zijn tiend in Echtenerfene en in het Suthuvalda in leen te hebben uitgegeven (Van Schilfgaarde, GvLS, Regestenlijst, no. 7).

1281, juni 5
Henricus, ridder, heer van Borclo, en zijn oudste zoon Henricus, en Arnoldus de Almelo, en zijn zoon Egbertus sluiten een vriendschapsverdrag gericht tegen Theodericus de Keppele, ridder. (Van Schilfgaarde, GvLS, Regestenlijst, no. 9)

1286 april 2
Baldewinus, heer van Stenvordia, erkent, dat de edele heer van Borcklo hem 50 marken heeft betaald voor de koop van zijn goederen in het bisdom Traiectum. (Van Schilfgaarde, GvLS, Regestenlijst, no. 10.

1288 mei 9
Godelindis, abdis van Altina, geeft aan de edele man Henricus, heer van Borclo, in erfpacht de Vrosche Hove, jaarlijks op St. Walburg te betalen in haar huis de Wedersche. (Gedrukt in: WUB III no. 1350; Sloet, Oorkondenboek Gelre, no. 1148).

1288 juni 5
Heinric van Brukelloe sneuvelt in de slag bij Worringen. Hij stond in hoog aanzien bij de graven Otto en Reinald I van Gelre-Zutphen. De rijmkroniek van Jan van Heelu vertelt dit als volgt (cit. bij Van Veen, ‘Bijdr.’ in  BMGelre 1918, 4):

Wapen van Heer Hendrik van Borculo
Het wapen van heer Hendrik van Borculo zoals dat opgenomen is in de Heraut Gelre. De kleurstelling komt terug in het huidige gemeentewapen van Berkelland en al eerder in het wapen van de voormalige gemeente Neede.

Daer hilt bi eerlike ende wale,
Bi den grave Reynoude
Van Gelre, ene baniere van goude,
Daer waren in drie coken root;
Die heere daeraf bleef eerlike doot
In weringe ende in groter daet.
Het was den grave van Gelre quaet,
Dat hine achter hem liet.
Des vromes ridders name hiet
her Heinric van Brukelloe.

1288
Agnes, weduwe van heer Hendrik III van Borculo, schenkt aan  het klooster Bethlehem bij Doetinchem 8 malder rogge tot  jaargetijden voor haar man, haarzelf en anderen. (Sloet,
Oorkondenboek, no. 844). Het randschrift van haar zegel luidt:
‘S. Agnetis D[omi]ne de Borclo et de Covordia’ (Van Veen,  ‘Bijdragen’, BMGelre, 1918, 4).

Kinderen van Hendrik III en Agnes:

  • Henricus van Borclo, genoemd in 1281 als oudste zoon van
    Henricus, ridder, heer van Borclo (Van Schilfgaarde,
    GvLS Regestenlijst, no. 9.
  • Johannes de Borclo, in 1317 vermeld als kanunnik van Luik (Leodium) (Van Schilfgaarde, GvLS Regestenlijst,  no. 21)


VI. Hendrik IV van Borclo (1288 – 1310)
Hij was de tweede zoon van Hendrik III en Agnes. Volgde
zijn vader op in Borculo. Kinderen:

  • Henricus de Borcklo (zie Hendrik V. van Borculo);
  • Johannes de Borclo, kanunnik van de hoofdkerk van
    Munster, 1317;
  • Godevord van Boirclo, proost van Suthphen, verklaart
    in 1320, jan. 8, welke rechten Henric van Boriclo heeft
    betreffende het waterbestel bij de Lichtenhorst en
    Dudenweerde (Van Schilfgaarde, GvLS Regestenlijst, no. 24).

VII. Hendrik V van Borculo. (1310 – 1348)
Hij wordt voor de eerste maal genoemd in de jaren 1310 -1348.
Zijn eerste vrouw heette Beatrix. Dochter Henrike,
geboren uit een tweede huwelijk, Vrouwe van Borculo,
huwde in 1360  met Gijsbert van Bronkhorst. Tengbergen,
Geschiedenis van Bronkhorst, blz. 24, noemt haar: Henrica van
Dodinckweerde, dochter van Gijsbert van Dodinckweerde. Na
haar dood erfde Godert van Borculo, genaamd van
Dodinckweerde de heerlijkheid Borculo.

1311
Henricus, jonker en heer van Borcklo (WUB, VIII,  no. 683).

1316. Herman van Lohn overlijdt. Erfgenaam Otto heer van
Ahaus verkoopt Lohn en Bredevoort aan bisschop Lodewijk
van Münster . (Harkema, ‘Betrekkingen’ BMGelre, 1904, 6)

1337: Stichting van de kapel te Borculo door Henricus, heer van Borclo, ridder, en zijn vrouw Beatrix. Zij schenken aan de kapel voor hun zieleheil het huis Verhillenhuis, 2 huisjes genaamd Haclere, 2 kampen vroeger van Gisvinus genaamd Udinc en een rente uit zijn  landen bij Echtberge. Voorts schenkt hij twee malder tarwe uit het goed Winkelhorst onder Vreden, dat zijn ‘nepos’ Henricus de Dodincwerden van hem in leen hield, maar die daarvan afstand gedaan heeft ten behoeve van de kapel te Borculo.
De oorkonder behoudt het patronaatsrecht van deze kapel.
Hij verzoekt de bisschop van Munster om een en ander te  bevestigen.

 

De Heren van Borculo en Lichtenvoorde uit het Huis Bronckhorst (1397 – 1553)

VIII. Gijsbert I van Bronkhorst.
In februari 1360 huwde hij met jonkvrouwe Hinricke van Borclo. Dit
huwelijk met bleef kinderloos.
Hij overleed ca. 1402. (Tengbergen, a.w., pag. 24, heeft
1401; Van Schilfgaarde, GvLS, Geschiedenis, pag. 120).

Verhouding tot Lichtenvoorde
In 1312 bezat Gijsbert van  Bronkhorst een door hem gebouwde burcht te Lichtenvoorde in het gebied van de bisschop van Münster. Hij had deze burcht echter gebouwd zonder toestemming. De bisschop heeft deze daad aangevochten, maar zonder resultaat. Lichtenvoorde is in de 14de eeuw geen onderdeel van Borculo geweest. Volgens de gangbare theorie werden Borculo en Lichtenvoorde door het huwelijk van Gijsbert van Bronckhorst met Hinricke van Borculo-Dodingweerde eenherig, maar bij die opvatting kunnen vraagtekens geplaatst worden. Dat duurde tot 1618, toen door een erfdeling beide heerlijkheden ieder een eigen heer kregen. Lichtenvoorde maakte vanouds deel uit van het kerspel Groenlo.
In 1496 kreeg het een eigen kapel, nadat er in 1444 al een in Vragender gesticht was. Borculo en Lichtenvoorde hadden in 1469 ieder een eigen drost. Bestuurlijk werden de heerlijkheden tot 1579 meestal uit elkaar gehouden. Lichtenvoorde bleef tot dan toe allodiaal bezit. Eerst in 1693 werd het een leen van Gelderland, wat Borculo nooit is geworden.  (Van Schilfgaarde, a.w. Inl., 131/2; Harkema, a.w., 64).

1358
Arend van Boelo, belooft aan jonkvrouw Henricke van
Borclo de belofte, die zijn vader Sweder van Boelo vanwege
Arend van Almelo over de bruidsschat van diens zuster
gedaan heeft, te zullen houden. (Van Schilfgaarde, a.w.
Reg.lijst, no. 93).

1359
De domicella de Borclo zond in februari 1359 haar
nar naar de magistraat van de stad Deventer, i.v.m. haar
voorgenomen huwelijk met Gijsbert van Bronckhorst. (Van
Veen, ‘Bijdragen’, BMGelre 1918, 7).

1361
‘mit den heren van Bronchorst en den joncheer van
Borclo’ (Cameraarsrekeningen Deventer, cit. bij Van
Veen, a.w., 7.)

1366
Ghiselbert van Borclo (bron: Van Veen, a.w., 7).

1368
Getuige van hertog Eduard van Gelre bij het maken  van diens huwelijksvoorwaarden (bron: Van Veen, a.w., 7).  (Nijhoff, Gedenkw. II, no. 161, 162.)

1371
Gijsbert maakt deel uit van de raad van hertog  Reinald III, na diens herstel in de waardigheid van hertog van Gelre (Nijhoff, a.w., no. 186 – 192); Dit was  hij ook bij diens opvolger hertog Willem I (Nijhoff, a.w.  III, no. 59, 107. (Van Veen, ‘Bijdragen’, BMGelre 1918
7/8).

Stadsrechten voor Borculo
1375: stadrechtverlening aan de stad Borculo, door  ‘Gisbert van Brunckhorst, edelman, her tho Borckelo, junffer Henrick van Borckelo, unse echte wiff’ (J.S. van Veen, ‘Rechten van Borculo’, in: Verslagen en Mededelingen van de Ver. tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandse recht, 2 (1917), 177 – 179.

1375: Landvrede van Zutphen. Hierin worden genoemd: Ghisebert here van Borclo, Steven van Borclo, Gadert van Borclo (Harkema, a.w., 21).

1379: Stichting van een kapel te Rekken, mogelijk gewijd aan de H. Anthonius.

1382: Gijsbert wordt substituut-landdrost van de graafschap  Zutphen. (Van Doorninck, Acten 1376 – 1392, 211) (Van Veen, ‘Bijdragen’, in: BMGelre, 1918, 8).

1383: (c.) Stichting van een kapel te Haarlo op het goed
then Lusinckkotte, volgens J.H. Hofman gewijd aan Maria Hemelvaart.

1386: Ghisebrecht van Bronchorst, drost van het land van
Zutphen (Van Schilfgaarde, Reg.lijst Borc., no. 234).

1390: Jonker Ghizebert van Brunchorst, heer to Borclo.
(Van Schilfgaarde, , nrs. 246 – 263)
(ARA, archief L.S., L.A. div.).

1397, december 11.
Godert van Borckloe geheyten Van Dodingsweerde verklaart afstand te doen van de heerschap van Borcloe, hem aanbestorven van zijn nicht Henrick van Borcloe, ten behoeve van Gissbert van Bronckhorst, heer toe Borcloe. (Van Schilfgaarde, GvLS, Regesten, no. 282). Gedrukt: BMGelre, VII, 59. (NA, CvLS, L.N. 147a).

1397 december 13.
Goddert van Borcloe geheiten Van Dodinckweerde verklaart dat zijn zwager Gissbert van Brunckhorst, heer tot Borckloe, en hij een scheiding hebben gemaakt over de
heerschap van Borckeloe, hem (Goddert) aanbestorven van
zijn nicht Van Borckeloe, vrouw van Gissbert, waarbij hij
in leen ontvangt de hof te Eulen en die te Emsteden in
Sallant (Van Schilfgaarde, GvLS, Regesten, 283). (NA, CvLS,
L.N. 147a).

1398, januari 25.
Johann Viirdach, richter in de heerschap Borclo, oorkondt,
dat Haedwich Arndtz. dochter Van Rodenberge, met haar man Johann van den Thye en hun kinderen Hinrick, Neze, Hermen en Hinrick, het recht, dat Haedwich van haar zuster Hinrick van Borclo geërfd had, ten behoeve van jonker Gissbertus van Bronckhorst, heer to Borclo, afstaat. (Van Schilfgaarde, GvLS, Regesten, no. 284. (NA, CvLS, L.N. 108)

1398, maart 11.
Hynrich van Borclo, anders geheten van Dodincworden,
Jutte, zijn vrouw, en Hynrich, onse zone gaan akkoord met
de afstand van de heerscap Borcloe met den huyse toe
Borcloe unde met der stadt und met mannen und met denstmannen, met guden und met allen erren tebehoere, die  Gaderde van Borclo geheten van Dodincworden, onsen oem,  rechtmatig toekwam als erfgenaam van wijlen jonkvrouwe Hynrike van Borculo, ten behoeve van jonckern Gyselberts van Bronchorst, heer van Borcloe unde sijn erffgenaemen.

1399, april 28.
Willem, heer van Bronchorst, ridder, Gysebert van Bronc-
horst zijn broeder, heer van Borclo, knape, heer van
Ghemen, ridder, verklaren, dat Gysebert van Bronchorst,
ridder, en zijn broer Frederic van Bronchorst, knape, hun
verzocht hebben een deling te maken van hetgeen zij zullen
erven van vaders en moeders zijde, en van hun oom Gysebert heer to Borclo, betreffende de heerlijkheid Bronchorst en de heerlijkheid van Borclo en Lichtenvoerde, waarbij de bepalingen van het magescheid van 20 maart 1395 (betr. het goed Hekeren, het huis Eerbeek en het goed te Huddinck) gevolgd worden. (Van Schilfgaarde, GvLS, Regesten, no. 289), (NA, CvLS, L.M. 70).

In 1399 heeft Gijsbert van Bronckhorst de heerlijkheid Borculo vermaakt aan zijn neef Frederik van Bronkhorst (Tengbergen, a.w., pag. 24, heeft 1397).


IX. Frederik van Bronkhorst
Hij was de tweede zoon van Willem, heer van Bronkhorst.  Hij overleed ongehuwd (Tengbergen, a.w., pag. 24) in 1406. Frederik werd opgevolgd door:

X. Gijsbert II, heer van Bronkhorst  (1399 – 1409)
Hij was de eerste heer van Bronkhorst èn Borculo. Gijsbert II van
Bronkhorst overleed in 1409 (Tengbergen, a.w., pag 24).


XI. Willem, heer van Bronkhorst en Borculo (1409 – 1429) 

Na de dood van Gijsbert in 1409 werd diens oudste zoon
Willem heer van Bronkhorst èn Borculo. In 1417 kwam hij
met zijn broer Otto van Bronkhorst overeen, dat laatst-
genoemde Borculo met Lichtenvoorde verkreeg. Na het
overlijden van Willem in 1429 werd Otto ook heer van
Bronkhorst. (Tengbergen, a.w., pag. 24).
XII. Otto van Bronkhorst en Borculo (1429 – 1458)
Otto van Bronkhorst, zoon van Gijsbert II van Bronkhorst
Hedwig van Tecklenburg. Hij komt voor vanaf 1418. Hij
huwde in 1418 met Agnes van Solms, dochter van Hendrik
heer van Ottensteen. Zij overleed in 1435. Hij hertrouwde
(1440) met Elisabeth van Nassau-Beilstein (+ ca. 1458).
Hij overleed in of voor 1460. (Van Schilfgaarde, Inv.
Van Limb.St., pag. 43 noemt als jaar van overlijden
van Otto 1458).

Uit het huwelijk met Agnes von Solms  werden de volgende kinderen geboren:

  • Gijsberta, vrouwe van Ottenstein. Huwde in 1435 met Everwijn von Gutterswick, graaf van Bentheim;
  • Hedwig Hadewich), huwde in 1441 Otto, graaf van Diepholt in
    Oldenburg. Achterkleinzoon Rudolf van Diepholt meende na het overlijden van Maria van Hoya in 1579 erfrechten op Borculo te kunnen laten gelden;
  • Agnes, wordt sinds 1443 vermeld als abdis te Elten (Tengbergen, a.w., pag. 24).Uit het huwelijk met Elisabeth van Nassau-Beilstein
    werden geboren:
  • Gijsbert, heer van Bronkhorst. Hij was zijn vader aldaar in 1458 opgevolgd. Hij heeft in het laatste kwart van de 15e eeuw op politiek en militair gebied een belangrijke rol gespeeld. Door het huwelijk met Elisabeth van Egmond was hij verwant aan het geslacht Van Egmond, dat sinds 1423 in Gelre aan de macht was.
  • Fredrik, heer van Bronkhorst en Borculo, huwde in 1439 Mette
    van den Bergh († 1539), dochter van Oswald van den Bergh
    († 1506). het huwelijk van hun zoon Joost, graaf van
    Bronkhorst, heer van Borculo (+1553), met Maria van Hoya
    († 1579) bleef kinderloos.

1444: kapel vermeld in de buurschap Vragender, kerspel
Groenlo.


XIII. Gijsbert, heer van Bronkhorst en Borculo (1458 – 1489)
Gijsbert III van Bronkhorst, zoon van Otto en van Elisabeth van Nassau. Hij komt voor vanaf 1467. Hij is dood in 1489. Hij in 1457 gehuwd met Elisabeth van Egmond, die na zijn dood hertrouwde met Johan van der Aa, heer van Bokhoven.
In 1480 werd hij aangesteld tot drost van het land van Zutphen door Henrick, bisschop van Münster, tot ‘voorstander’ van de landen van Gelre en Zutphen (Van Schilfgaarde, GvLS, Regesten, no. 643).

1469 augustus 23. Verbond tussen Gysbert heer van Bronk
horst en Borculo en hertog Adolf van Gelre, graaf van
Zutphen. De heer van Borculo heeft advies ingewonnen bij
zijn ridderschap:
“Ick Gysbert heer toe Bronchorst ende toe Borculoe, doe
kondt ende bekenne mits desen apenen brieven, soe ick
aengesien und averlecht und geweghen heb by rypen raede
sdeels myner ritterschap ende mynder frunden, dat mijn
vaeder zel. gedechtenisse und myne vurvaederen sich altijt
mit oiren landen und luyden und undersaeten toe den heeren fursten, hartoegen und lande van Gelre und graeffschap van Zutphen gunstich und onderdaenich geholden hebben als getrouwe ondersaeten …”. Als lid van de Borculose ridderschap worden genoemd: Matheus van Grasdorp, Herman van Middachten, Johan van Maerhuls, Evert van Diepenbroick, Johan Mensinck, Johan ter Huemen, Johan die Buese, Henrick van den Groetenhuys, Johan Branloe. (Harkema, a.w., bijl. X, 63/4).

XIV. Fredrik, heer van Bronkhorst en Borculo (1489 – 1508)
Frederik van Bronkhorst, en van Elisabeth van Nassau. Hij
was in 1492 gehuwd met Mette (Mechteld) van den Bergh,
dochter van Oswald van den Bergh en Elisabeth van Meurs.        Drost van de Veluwe, stadhouder van Gelderland voor hertog
Karel tijdens een van diens reizen naar Frankrijk.
Mette van den Bergh overleed in 1538. Zij oefende het
heerlijk gezag uit over Borculo tot 1525.

1496: Kapelstichting te Lichtenvoorde.

1509: De kapel in de stad Borculo wordt losgemaakt uit het kerspel Geesteren en verheven tot parochiekerk. Tegelijkertijd wordt het kasteel uit het oudere parochieverband met de kerk van Eibergen losgemaakt en bij de nieuw opgerichte parochie Borculo gevoegd.

XV. Joost, heer van Bronkhorst en Borculo (1525 – 1553)
Deze Joost van Bronkhorst, heer van Bronkhorst en Borculo, zoon
van Frederik van Bronkhorst en Mette van den Bergh komt voor vanaf december 1508. Hij was toen nog minderjarig. In 1530 trouwde hij met Maria von Hoya und Bruchausen, in 1519 geboren als jongste dochter van graaf Jobst I en Ermgard zur Lippe. Graaf Joost van Bronckhorst overleed in 1553 op Huis Eerbeek. In zijn testament had hij de naam van een erfgenaam niet ingevuld. Toen begon wat historici later de ‘kwestie Borculo’ gingen noemen: de strijd om de opvolging in de Heerlijkheid Borculo. De vorstbisschop van Münster trok Borculo als vervallen mansleen aan zich, maar liet, krachtens een in 1553 gesloten overeenkomst, het vruchtgebruik voor de duur van haar leven de gravin-weduwe. Zij erkende wel de rechten van de vorstbisschop van Münster.

Het wapen van Maria von Hoya, gravin van Bronckhorst en vrouwe van Borculo, op de triomfboog in het bijzonder fraaie kerkje van Hall, de vroegere parochiekerk van de bezitters van het Huis Eerbeek. Op dit huis overleed graaf Joost van Bronckhorst in 1553.
Het wapen van Maria von Hoya, gravin van Bronckhorst en vrouwe van Borculo, op de triomfboog in het bijzonder fraaie kerkje van Hall, de vroegere parochiekerk van de bezitters van het Huis Eerbeek. Op dit huis overleed graaf Joost van Bronckhorst in 1553.

Maria von Hoya overleed in 1579, waarna Münster het bestuur over de Heerlijkheid Borculo in eigen hand nam.
Graaf Joost, en zeker ook zijn vrouw, hingen de Lutherse leer aan. Haar vader had al door een leerling van Luther zelf in het graafschap Hoya een ‘kerkenordening’ geschreven op Lutherse beginselen. Zijn dochter handhaafde de Lutherse praktijken in de kerken in de Heerlijkheid Borculo.


1579 – 1615: Borculo onder rechtstreeks Münsters bestuur

XVI. Bisschop Johann Wilhelm van Cleve (administrator) 1574 – 1585

Het begin van de Tachtigjarige Oorlog wordt ook in de Heerlijkheid Borculo voelbaar. Het beleg van Lochem leidt tot verwoesting van de kerk van Geesteren. De slag bij Goor heeft grote gevolgen voor de inwoners van met name het nabijgelegen Gelselaar.

XVII. Bisschop Ernst van Beyeren, 1585 – 1612

1586: Dorp Neede verbrand (Van Veen, ‘Bijdr.’, a.w., 46.
1590: Stad Borculo verbrand, m.u.v. enkele huizen in
het ‘vurstedeken’ (Van Veen, a.w., 17).

XVIII.  Bisschop Ferdinand van Beyeren, 1612 – 1615

1615, december 20:
Het Hof van Gelre en Zutphen doet uitspraak in het lang-
durige geschil tussen de bisschop van Munster als leenheer, en graaf Joost van Limburg-Stirum als erfgenaam  van de graven van Bronkhorst, over het bezit van de heerlijkheid Borculo ten gunste van graaf Joost.

1615, december 17: Lichtenvoorde wordt ingenomen door
4 compagniën uit het garnizoen van Zutphen o.l.v.  kolonel Van Dorth.

1616, 23/24 februari: Borculo wordt bevrijd van de
Münsterse bezetters door drie compagniën o.l.v. kapitein
Van Dorth. Graaf Joost neemt zijn intrek in het kasteel.

De Heren van Borculo uit het geslacht Van Limburg Stirum

XIX. Graaf Joost van Limburg-Stirum (1616 – 1621)

Hij was een zoon van Herman George van Limburg-Stirum (1540 – 1574) en van Maria van Hoya († 1612).
∗ Borculo, 19.4.1560 – † Wildenborch, 7.8.1621. Huwde in 1591
Maria von Holstein-Schauenburg (†1616 op Wildenborch, maar te
Borculo begraven).

1616, 14 maart: Inhuldiging te Lichtenvoorde. Aanstelling
van een ambtman en richter, waardoor Lichtenvoorde
weer onafhankelijk werd van Borculo.
1616, 23 april: Inhuldiging te Borculo.

Blog: paspoorten voor graaf Joost van Limburg Stirum, 1592, 1593


XX. Herman Otto van Limburg Stirum. (1621 – 1644)

Zegel van Herman Otto Graf zu Limburg und Bronckhorst, Herr zu Stirum, Wisch (und) Borculo (Regionaal Archief Zutphen)
Zegel van Herman Otto Graf zu Limburg und Bronckhorst, Herr zu Stirum, Wisch (und) Borculo (Regionaal Archief Zutphen)

∗ Stirum, 3 sept. 1592, † Bergen op Zoom, 17 oktober 1644.
Hij huwde in 1618 Anna Margaretha von Spies † 1659).

1641, maart 10: instelling van twee weekmarkten in de stad Borculo. (Van Veen, ‘Bijdragen’, a.w., 34-35).
1641 – 1647: verbouwingen van het kasteel te Borculo:
1641: nieuwe bottelarij, de Holte toren, het nieuwe bak-
en brouwhuis. In de grote zaal wordt goudleer                   aangebracht;
1642: bestek voor de bruggen en nieuwe poort. Deze laatste wordt in 1643 voorzien van een nieuwe toren. In 1647 wordt de ingevallen muur van de oude zaal opgemetseld. (Van Schilfgaarde, GvLS, Inl., 122).
1641 e.v.: Aanleg van een nieuwe tuin bij ’t Hof, door
Jan Marques, hovenier van de Koningin van Bohemen
te Rhenen. Hierin werden o.m. 2500 asperges uitgezet.
Ook kwam er een nieuwe boomgaard. Op de
tuin heeft betrekking een kaart of beschrijving van
de “Hortus domus Borckeloensis”, vervaardigd door
Henricus a Lennep, de in 1632 geboren zoon van de
Borculose schoolmeester (Van Rhemen, Genealogie
Limburg) (Van Schilfgaarde, GvLS, Inl., 123).


XXI. Otto van Limburg-Stirum (1644 – 1679)

∗ca. 1620, † Borculo, 27.8.1679.
Hij was de oudste zoon van graaf Herman Otto en Anna Margaretha von Spies. Zijn peettante was was zijn oudtante Agnes van Limburg-Stirum, o.m. abdis van het Stift Vreden. Hij huwde in 1643 Elisabeth
Charlotte von Dohna (+ 1691). Hij was rooms-katholiek tot 1668. De kinderen waren echter gereformeerd gedoopt en werden ook in die zin opgevoed.
Financieel ging het slecht waardoor o.m. talloze Borculose goederen verpand moesten worden. Hij werd opgevolgd door zijn tweede zoon.

1650: Christoph Bernhard von Galen wordt gekozen tot
bisschop van Münster.
1652: De bisschop benoemt zichzelf tot ‘Herr zu
Borkelo’.
1655: Het bisschoppelijk zegel wordt gewijzigd door
er het Borculose wapen tot twee maal toe in op
te nemen.
1655. juli 19: Gildebrief voor de winkeliers, slijters en
kleermakers in de stad Borculo.
1655, juli 29: Gildebrief voor de Borculo linnenwevers.
1665, sept. 7: Bezetting van de stad en het kasteel van
Borculo door de bisschop van Munster (tot de vrede
van 18 april 1666).
1672, juni: bezetting van kasteel, stad en heerlijkheid
Borculo door bisschop Christoph Bernhard von Galen.
Werd opgeheven bij de vrede van Keulen op 22 april
1674.

XXII. Frederik Willem van Limburg-Stirum (1649 – 1722)
Hij huwde in 1683 Lucia von Aylva. Hij woonde steeds te Borculo en had voortdurend  strijd te leveren met zijn vele schuldeisers. Geen politieke rol van betekenis meer. Vurig Oranjegezind. Hij
overleed te Borculo. Frederik Willem werd opgevolgd door:


XXIII. Otto Ernst Gelder van Limburg-Stirum (1685-1772) 

Hij huwde beneden zijn stand met Lucia van Klinkenberg, waardoor grote onenigheid met zijn  vader ontstond. In 1722 droeg hij zijn erfopvolgingsrecht over aan zijn broer:

XXIV. Leopold graaf van Limburg Stirum (1694-1728)
Hij was in 1722 gehuwd met Helena  de Haze. Graaf Leopold verkocht de Heerlijkheid Borculo in 1726.

Borculo onder het bestuur van andere en buitenlandse heren

Carl-Philips graaf van Flodorf-Wartensleben  (1726-1742) werd door aankoop eigenaar van de Heerlijkheid Borculo. In 1742 verkocht hij Borculo aan:

XXVI. Georg Detloff, rijksgraaf von Flemming (1727-1771)
Diens dochter Isabella werd erfgenaam.

c.1763: Afbraak van het oude, zeer grote kasteel met  donjon.
1767: bij vonnis van het Hof van Gelre werd aan de  heer van Borculo het recht op de onbeheerde  goederen ontzegd.

XXVII.  Fürst Adam Czartorijsky (1771-1776)
Hij was gehuwd met Detloffs dochter Isabella.  Op 20 januari 1777 verkocht dit echtpaar de heerlijkheid Borculo aan Prins Willem V. van Oranje.

1774
Overeenkomst met het Hof van Gelre, waarbij  de heer van Borculo stilzwijgend afstand deed  van het recht van gratie door te erkennen dat  de regalia majora et majestatica uitsluitend  toekwamen aan de Staten (Weststrate, ‘Geldersche Heerlijkheid’, 431.)

De Heren van Borculo uit het Huis van Oranje (1777 – heden)

XXVIII.  Prins Willem V van Oranje-Nassau (1777-1795)

XXIX. Koning Willem I (1814-1840)

XXX. Koning Willem II (1840-1849)

XXXI. Koning Willem III (1849-1890)

XXXII. Koningin Wilhelmina (1890-1948)

XXXIII. Koningin Juliana (1948-1980)

XXXIV. Koningin Beatrix (1980-2013)

XXXV. Koning Willem-Alexander (2013-)