Afscheid – II: Hoe meer je gezien hebt, hoe minder je weet.

Wie de geschiedenis van plaatsen als Borculo, Geesteren, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde bestudeert, ontkomt niet aan de geschiedenis van de heerlijkheid Borculo, een vrije heerlijkheid tussen het vorstbisdom Münster en de Graafschap Zutphen. Al deze plaatsen, alsmede het kerspel Groenlo (Beltrum) behoorden tot de heerlijkheid Borculo. Wil je de geschiedenis van deze plaatsen begrijpen, zul je iets van de geschiedenis van de heerlijkheid moeten weten.

Het kasteel of Hof te Borculo in 1743. Het was toe al deels een ruïne. In de vorm zoals het hier is afgebeeld bestond het kasteel toen ook nog maar ruim 100 jaar. Omstreeks 1770 (of wat eerder) werd het gesloopt tot op de fundamenten en de kelders na.

Een probleem van de geschiedenis van Borculo is, dat er nog steeds geen samenvattend of, beter nog, recent overzicht is van de geschiedenis van stad en heerlijkheid. Dat was in het verleden ook niet gemakkelijk realiseerbaar, omdat de bronnen voor de Borculose geschiedenis ver weg opgeslagen waren: het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (nu Nationaal Archief), het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem (nu Gelders Archief), het Staatsarchiv te Münster (nu Abteilung Westfalen van het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen), in vaak nog slecht ontsloten archieven van de gemeenten, waarin goedbedoelende amateurs, tot de komst van het streekarchivariaat, soms wel heel vrij hun gang konden gaan, waardoor archiefstukken er misschien uit verdwenen, en, niet te vergeten, de talloze particuliere archieven in Nederland en Duitsland.

Het gebouw van het voormalige Rijksarchief in Gelderland aan de Markt in Arnhem.

Er moesten dus andere wegen bewandeld worden om het onderzoek naar de geschiedenis van Borculo te faciliteren, als er ooit nog eens tot een nieuwe en integrale algemene geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo zou komen. Één ervan was de oprichting van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo in 1992, die zich ten doel stelde alle Borculose archieven die zich bevonden in archiefinstellingen buiten de eigen regio, op microfilm te zetten en die op een centrale plaats in het werkgebied ter inzage te stellen. Met behulp van veel vrijwilligers is dat voor een groot gedeelte gelukt. Voor dat werk, dat discipline en doorzettingsvermogen vereist, ben ik hen dankbaar. Met name denk ik dan aan Truus Spliethof, Margreet van Dijk en Diet Lamé , die jarenlang wekelijks naar Arnhem reisden voor de verfilmingswerkzaamheden. Andere microfilmbestanden werden aangekocht, zoals microfilms van de Borculose archieven in de Nassause Domeinraad en de Collectie Van Limburg Stirum in het toenmalige Algemene Rijksarchief in Den Haag.

Het gebouw van het voormalige Algemeen Rijksarchief in Den Haag, 2014.

Het was in een tijd dat we dachten dat digitalisering nog niet zo snel zou gaan. Maar ja, tijden veranderden, en onderzoekers verwachtten ook meer en een andere dienstverlening. Dus werd ingezet op het nader toegankelijk maken van in eerste instantie de oud-rechterlijke archieven van stad en heerlijkheid Borculo (ORA Borculo). Vele vrijwilligers

Voormalig gebouw Algemeen Rijkarchief in Den Haag. Detail centrale gevel. De neogotiek druipt ervan af, 2014.

zijn sindsdien bezig geweest om indexen te maken op die stukken. Das was een monnikenwerk omdat men wel kennis moest hebben van het 16e tot 19e eeuwse handschrift. In dat kader werden ook enkele cursussen oude handschriften of paleografie gegeven. Het resultaat mocht er zijn: op vele inventarisnummers zijn die indexen gemaakt. Na aanvankelijke papieren beschikbaarstelling, zijn ze later ook beschikbaar gesteld als downloadbare pdf-bestanden op deze website.

Toen in het tweede decennium van deze eeuw het door de archiefinstellingen zelf het digitaal beschikbaar stellen van de originele bronnen een hoge vlucht begon te nemen, was het tijdperk van de SSHB eigenlijk voorbij. De stichting werd opgeheven in 2016, maar ik heb dat niet betreurd. Het enige dat ik echt betreur aan die digitalisering van de oude papieren archieven is dat de onderzoekers de kans ontnomen wordt een directe band met het archiefstuk, zijn opsteller, tijd en omstandigheden te ontwikkelen. Maar ook een minpunt is dat door de digitalisering vooral jonge en onwetende mensen kunnen gaan denken dat als iets niet digitaal vindbaar is, het ‘dan ook wel niet zal bestaan’. De echte archiefonderzoeker weet wel beter.

Detail van een bijzonder fraaie en gedetailleerde kaart op perkament in het archief van de Staten-Generaal. Deze grote kaart is volgens mij nog vrij onbekend. Omdat de heerlijkheid Borculo na 1616 ook een grens had met het vorstbisdom Münster, interesseerden mij grensconflicten ook. In de zoektocht daarnaar vond ik in een dossier ‘Grenszaken Gelderland-Münster’, vond ik deze grote kaart, die diverse malen gevouwen was, tussen de stukken. Hier met details uit de omgeving Winterswijk-Burlo, 1667. (NA, Archief Staten-Generaal, inv.nr. 12569.176.2)

Dankzij die digitalisering is wel duidelijk dat er nog vele honderden bronnen nader ontsloten moeten worden of misschien eerst wel beter geïnventariseerd moeten worden. Want in een omschrijving als ‘Rekeningen betreffende het domein van Borculo’, tref je ontzettend veel en rijke informatie aan die soms jaren achtereen gevolgd kan worden. Soms zijn de rekeningposten verhaaltjes op zich. Historisch denken vereist dat je moet proberen te denken in geest van de tijd waarover je onderzoek gaat. Op zich vereist dat al veel voorkennis.

Een dik pak ingebonden ingekomen stukken uit Borculo en Lichtenvoorde bij de Nassause Domeinraad, 1778-1778. De beheerorganisatie van de nieuwe heer van Borculo en Lichtenvoorde, Prins Willem V, liet zijn bezittingen deskundig en systematisch goed besturen. Het leverde weliswaar veel bureaucratie op, maar daarnaast veel papier en dus archieven. De Haagse archieven zijn niet zelden completer dan de lokale archieven. In de stadhouderlijke periode (de prins was ook Erfstadhouder van Gelderland), werden goede archieven gevormd en bewaard. Het was overigens niet de enige keer. Ook tijdens het rechtstreekse Münsterse bestuur over Borculo en Lichtenvoorde, 1579-1615, waren archiefvorming en -beheer in optimale vorm, geheel in tegenstelling tot het bestuur onder de Van Bronckhorsten (tot 1579) en de Van Limburg Stirums (na 1615). (Nationaal Archief, NDR, inventarisnummer 2015)

Het is ook een illusie te denken dat je ‘alles al hebt gezien’. Archiefonderzoek is ook een les in bescheidenheid: hoe meer archieven je gezien hebt, hoe minder je weet’.

Wellicht tot een volgende blog.

11 september 2018, Bennie te Vaarwerk

P.S. Ik ben dankbaar voor de vele mooie en ontroerende reacties die ik kreeg op mijn vorige blog.