Toponiemen in de Heerlijkheid Borculo vóór 1500

Goederenlijst graaf von Dahl, heer van Diepenheim
Heel veel plaats- en boerderijnamen in onze streken worden voor het eerst vermeld in de goederenlijst van de graaf von Dahl uit 1188. Er is discussie over de ouderdom van de lijst. Men gaat er van uit dat de lijst tussen 1188 en begin 14de eeuw is opgesteld. In dit fragment worden enkele goederen in het kerspel Geesteren genoemd, w.o. Gherdinc, Klein Willink en Velthus.

Het was de bedoeling van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo om al in 2003, het jaar van de boerderij, te komen met een nieuwe lijst van boerderij- en veldnamen tot 1500. Door omstandigheden is het daarvan niet gekomen. De lijst is in de loop van de jaren verschillende malen aangepast en aangevuld. Nog steeds duiken er nieuwe (gedrukte) bronnen op die dat noodzakelijk maken. De consequentie hiervan is dat ook deze lijst al bij voorbaat onvolledig is. Ook het feit dat zeer veel goederen die niet in deze lijst voorkomen toch vóór 1500 al moeten hebben bestaan, maakt de opsomming incompleet. Zo is het bijvoorbeeld aannemelijk dat veel lenen van de heren van Bronckhorst, Borculo en Wisch al vóór 1500 bestonden, maar omdat er geen of een onvolledige leenregistratie uit die tijd bewaard is gebleven of overgeleverd is, vallen er gaten in de geschiedenis. Goederen die zich eveneens wel eens aan registratie onttrokken zijn hofhorige goederen. Ook daarvan begint de registratie pas vaak na de middeleeuwen op gang te komen. Een laatste categorie betreft de allodiale (niet-feodale) goederen van particuliere bezitters waarover in middeleeuwse bronnen weinig terug te vinden is.
Onder de lezers zullen er zijn die B.H. Slicher van Bath’s ‘Lijst van plaats- en boerderijnamen tot 1500’ raadpleegden om zich te oriënteren op een mogelijke middeleeuwse geschiedenis van de familie- of boerderijnaam. Die lijst verscheen als bijlage in zijn onvolprezen dissertatie Mensch en Land in de Middeleeuwen.[1] Maar aan die lijst kleefden de nodige gebreken. Zo volgde Slicher in het ene geval de gemeentegrenzen (Borculo) en in het andere geval de kerspelgrenzen (Groenlo) of een mengeling van beiden (Neede). Deze nieuwe lijst bouwt voort op Slichers lijst uit 1944. Maar anders dan Slicher en in aansluiting op het gebruik in de Middeleeuwen, hebben wij de kerspelgrenzen als uitgangspunt genomen voor de ordening van de plaatsen, buurschappen, boerderij- en veldnamen. Daarop is één uitzondering, namelijk de buurschap Markvelde, die weliswaar kerkelijk onder Neede behoort, maar wereldlijk onder Diepenheim viel. Onder kerspel verstaan wij het gebied dat tot een bepaalde kerkelijke gemeente of parochie behoort. Kerkelijk en wereldlijk kerspel hoeven niet samen te vallen, al zal dat oorspronkelijk waarschijnlijk wel het geval geweest zijn. In 1236 kwam het wereldlijk gezag over het gebied van de latere stad Groenlo in handen van de graaf van Zutphen. De rest van het grote St.-Calixtuskerspel bleef in handen van de heer van Borculo-Lichtenvoorde. Kerkelijk bleef het gehele kerspel in de middeleeuwen ressorteren onder de bisschoppen van Munster. Over de omvang van de kerspelen worden we voor het eerst ingelicht door een inkomstenregister van het bisdom Munster uit 1313.[2]  De vier kerspelen droegen jaarlijks het volgende af: Groenlo 32 marcas (marken), Neede 8 marken, Geesteren 4 marken en Eibergen 12 marken. Groenlo was veruit het grootste kerspel. Het behoorde ook binnen het bisdom tot de grootste kerspelen. De omvang wordt bevestigd door de bijgaande lijst. Groenlo leverde de meeste toponiemen op.
Vóór 1500 bestond de heerlijkheid Borculo uit vier kerspelen, namelijk Groenlo, Eibergen,  Neede en Geesteren. In het kerspel Geesteren bestond een in 1337 gestichte kapel in de nederzetting die ontstaan was bij het kasteel Borculo. Deze kapel werd pas in 1509 verzelfstandigd tot een parochie Borculo (die bestond uit de in 1375 tot stad (wigbold) verheven nederzetting, de buurschap Dijcke en het kasteel). Men zal dus tevergeefs zoeken naar toponiemen in een kerspel Borculo. De Borculose toponiemen in de tijd tot 1500 zijn terug te vinden onder respectievelijk de kerspelen Geesteren, Neede, Eibergen en Groenlo. Goederen gelegen onder Gelselaar moeten gezocht worden onder het kerspel Neede, goederen gelegen onder Haarlo en Waterhoek onder Eibergen en goederen gelegen onder Beltrum, Lichtenvoorde en Dijkhoek onder Groenlo.
In het kerspel Neede ontstonden kapellen te Gelselaar, Giffel en Markvelde (dat wereldlijk onder het gericht Diepenheim viel). Laatstgenoemde kapellen zijn waarschijnlijk niet effectief geworden. In het kerspel Eibergen ontstonden kapellen te Rekken, Haarlo/Olden Eibergen en op het kasteel Borculo). Het kasteel werd in 1509 toegevoegd aan de nieuw opgerichte parochie Borculo. In het kerspel Groenlo ontstonden kapellen te Vragender (1444) en Lichtenvoorde (1498).
De zestiende eeuw biedt wat meer aanknopingspunten, omdat er uit die tijd schattingsregisters bewaard zijn gebleven, waardoor de geschiedenis van boerderijen meer systematisch aangepakt kan worden. Deze lijsten zijn voor wat de heerlijkheid Borculo betreft gepubliceerd in de Kleine Reeks nr. 9 (2003). Het verpondingskohier, een belastingregister op het onroerend goed uit 1646, is voor de plaatsen en buurschappen van de heerlijkheid Borculo gepubliceerd op deze website. Voor de Middeleeuwse geschiedenis ontbreken dergelijke lijsten voor het gebied van de heerlijkheid Borculo. Men moet het voor die periode doen met incidentele vermeldingen, leenregisters en goederenregisters van naburige landsheren, kerken en kloosters.
In de lijst zal men vergeefs zoeken naar enkele ‘oude’ vermeldingen van Lichtenvoorde en Borculo uit respectievelijk de jaren 945 en 959.[3] Voor wat betreft Borculo is de vermelding afdoende weerlegd door o.a. Ter Kuile en Wirtz.[4] De oudste vermeldingen zijn nu respectievelijk 1312 en ca. 1150. De interpretatie van de vermedling “sielandorum” in een Zutphens falsum uit 1059 als Zieuwent, is twijfelachtig. Het heeft betrekking op de tiend van de siellanden in het gehele bisdom Utrecht.[5]  Anderzijds zijn enkele nieuwe interpretaties niet opgenomen omdat er nog niet over gepubliceerd is. Zo is het goed mogelijk dat de buurschap Lintvelde onder Beltrum de oudste buurschap van de heerlijkheid Borculo is met een vermelding die teruggaat tot in het begin van de 9e eeuw. Door deze nieuwe lijst wordt ook het belang van de goederenlijst van graaf Hendrik van Dahl uit 1188 enigszins gerelativeerd. In ieder geval is duidelijk dat Neede eind elfde eeuw werd vermeld in een inkomstenregister van het Stift Überwasser in Münster en dus ongeveer een eeuw ouder is dan de gegevens tot nu toe. Dit geldt ook voor het Eibergse erf Biezebeek als dat ten minste geïdentificeerd mag worden met het in het register van Überwasser voorkomende erve Besvich. Het wordt in het begin van de 12e eeuw genoemd.
Een apart probleem vormen de toponiemen die in de bronnen vrijwel uitsluitend met persoonsnamen verbonden worden. Dat geldt in de eerste plaats voor Borculo, dat alleen in de vermelding van ca. 1150 als plaatsaanduiding voorkomt. Daarna betreft het meestal één van de heren of leden van het geslacht Van Borculo. De opsomming is zeker niet uitputtend. In tegenstelling tot de kerspelnamen hebben we in het geval van Borculo de chronologie gevolgd. Het duurt zeker tot 1337 (kapelstichting te Borculo) wanneer er weer sprake is van een nederzetting bij het kasteel Borculo. Dat de familie zich genoemd heeft naar de locatie van het kasteel te Borculo lijdt intussen geen twijfel. Borculo komt in de Middeleeuwen enkele malen voor als een buurschap die ligt in het kerspel Eibergen met de boerderijen Eldijck of Oldendijck (mogelijk: Holdijk in Haarlo?) en Vockinck. In 1477 komt Borclo voor als buurschap in het kerspel Geesteren. Dat persoonsnamen niet per definitie herleid mogen worden tot plaatsnamen blijkt uit het geval van Lethardo de Echberge of Lefhardo de Ethberge. Bovendien blijkt uit de bronnen dat er discussie mogelijk is over de schrijfwijze van de naam. Ook bij de naam Marhulzen mag er niet steeds van uitgegaan worden dat de familienaam en de huisnaam identiek zijn.
De nieuwe lijst is gebaseerd op vermeldingen van plaats- en boerderijnamen in gedrukte bronnen, archiefinventarissen, regestenlijsten, ongepubliceer-de manuscripten en (incidenteel) archiefbronnen. Problemen die zich hierbij voordeden betroffen onder andere de schrijfwijze van het toponiem. Sommige auteurs kozen voor een vernederlandsing van het toponiem en/of slechts een eenmalige vermelding, zonder deze te koppelen een een jaar. Een voorbeeld daarvan is de bewerking van de leenregisters van Bronckhorst, Borculo en Wisch door mr. A.P. van Schilfgaarde. Een ander probleem betreft de transcripties, waarin soms nogal essentiële verschillen voorkwamen. Een voorbeeld daarvan is de naam Lethardo de Ecberge of Ethberge. In deze en andere gevallen is het beslist noodzakelijk dat er opnieuw naar de bronnen gekeken wordt.
Een bijzonder probleem vormt de identificatie van de toponiemen. We hebben de namen letterlijk uit de bronnen overgenomen en alleen daar waar dat zondermeer vastgesteld kon worden op basis van de gegevens toponiemen bij elkaar geplaatst. Hierop vormen de familienamen die tevens een toponiem aanduiden een uitzondering.
Er is niet gestreefd naar volledigheid, zeker ook wat de vermeldingen onder de kerspelnamen betreft. In deze gevallen hebben we bovendien de vermeldingen op schrijfwijze geordend.
De vermeldingen van de toponiemen onder de kerspelen zijn als volgt ingedeeld: de naam, ligging, jaar (periode) van vermelding, aard van de vermelding, verkorte weergave van de bron, identificatie en/of aanmerking(en). Het eerste nummer verwijst naar een publicatie in de literatuurlijst die aan het eind van deze bijdrage is opgenomen. Na de dubbele punt volgt de exacte locatie. Dat kan bijvoorbeeld een bladzijdenummer of een regestnummer zijn. Identificatie met een huidig toponiem of boerderijnaam is achterwege gebleven, omdat dit in veel gevallen grote problemen met zich mee zou brengen of in het geheel niet mogelijk is.
Uiteraard houden wij ons warm aanbevolen voor aanvullingen, correcties en wat meer van dienst kan zijn om ook deze lijst te zijner tijd te vervangen door een betere. Desalniettemin bereikt de lijst zijn doel, als nieuwe onderzoekers er door geïnspireerd worden om op zoek te gaan naar nieuwe, voor hen tot dan toe nog onbekende bronnen.
De volledige lijst werd onder de titel ‘Lijst van toponiemen in de heerlijkheid Borculo-Lichtenvoorde tot 1500’ gepubliceerd in de Kleine Reeks. Bijdragen tot de geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo, deel 13, blz. 27 e.v.

De toponiemen per kerspel geordend:

  • Over de oudste vermeldingen van de naam Borculo
  • Toponiemen in het kerspel Eibergen
  • Toponiemen in het kerspel Neede
  • Toponiemen in het kerspel Geesteren
  • Toponiemen in het kerspel Groenlo

Noten
[1] B.H. Slicher van Bath, Mensch en Land in de Middeleeuwen. Bijdrage tot een geschiedenis der nederzettingen in Oostelijk Nederland, deel II, Mensch en omgeving (1944; herdruk Arnhem, 1977), blz. 201 e.v. Zie ook bijlage I.
[2] Westfälisches Urkundenbuch, deel IV, nr. 794.
[3] L.A.J.W. Sloet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288 (Den Haag 1872-1876), resp. nr. 88 (Lihdanfurt) en nr. 95bis (Borglo).
[4] G.J. ter Kuile, Oorkondenboek van Overijssel, Regesten 797-1350, deel I, regest 16: het in de schenkingsakte van koning Otto I genoemde Borglo wordt geïdentificeerd met Bergel onder Wilp; Anna Wirtz geb. Henningen, ‘Die geschichte des Hamalandes’, in: Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein, 173 (1971), blz. 39.
[5] W. de Vries, De opkomst van Zutphen. Werken Gelre no. 31 (Arnhem 1960), blz. 73-75); Vgl. Jan Boekelder en Raymond Boekelder, De historie van Zieuwent (Groenlo 1987), blz. 12