Het stadsrecht van Borculo

Op 1 mei 1375 – feestdag van Sint Walburg – verleenden Gijsbert van Bronkhorst, heer van Borculo, en zijn vrouw Henrica van Borculo, stedelijke rechten aan de nederzetting bij hun kasteel. Dit document kennen we alleen uit een heroptekening van 1590, omdat het oorspronkelijke stadsrechtprivilege door de alles verwoestende stadsbrand van 1590 verloren is gegaan.  Die optekening is geen kopie van het oorspronkelijke stadsrecht. Na 1375 zijn de stadsrechten ongetwijfeld af en toe vernieuwd en/of aangevuld (bijvoorbeeld wanneer er een nieuwe stadsheer kwam). Dat gebeurde ook in 1579 en na de stadsbrand. Die nieuwe versie,  werd opgetekend in het zogenaamde legerboek van de stad Borculo. Het stuk wordt bewaard in het archief van de gemeente Berkelland in het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (Oud-archief stad Borculo, inventaris-nummer 1, blz. 4 t/m 10).

De eerste bladzijde van het opnieuw opgetekende stadsrecht van Borculo begint met een verklaring over de stadsbrand van 5 september 1590 (ECAL, OA Borculo, inv.nr. 1)
De eerste bladzijde van het opnieuw opgetekende stadsrecht van Borculo begint met een verklaring over de stadsbrand van 5 september 1590 (ECAL, OA Borculo, inv.nr. 1)

In de transcriptie zijn de tekst tussen haken [] en de koppen door de bewerker toegevoegd. Het cijfer tussen [5] verwijst naar de bladzijde van het origineel. Cursief geschreven tekst geeft aan dat er (enige) onzekerheid bestaat over het exacte woord. Door slechte bewaaromstandigheden in het verleden heeft het legerboek de nodige schade opgelopen, waardoor de leesbaarheid soms sterk verminderd is. Dat wordt aangegeven door enkele punten.

Samenvatting
Hoewel het uit 1375 daterende stadsrecht-privilege belangrijke bepalingen bevat over de bestuursinrichting van de Borculo en de stedelijke rechtspraak, is het niet de enige bron die van belang is voor de geschiedenis van bestuur en rechtspraak. Er zijn vele andere bronnen die een gedetailleerd inzicht geven in de organisatie van bestuur en rechtspraak en dus een belangrijke en welkome aanvulling vormen op het privilege uit 1375 en aanvullingen/uitbreidingen in latere jaren.  Daarnaast was het ongeschreven, mondeling overgeleverde recht minstens zo belangrijk. Terloopse opmerkingen in archiefstukken lichten af en toe een tipje van de sluier op.

I. Over de brandoorzaak.
In het eerste deel wordt omstandig uit de doeken gedaan hoe Borculo op 5 september 1590 ‘nieuwe stijl’ (Borculo was nog Munsters, dat de nieuwe Gregoriaanse kalender van het Concilie van Trente volgde) in brand was geraakt. De brand was omstreeks 12 uur begonnen in een smederij die gevestigd was in een pand van een vicarie (geestelijke stichting). In slechts twee uur tijd werd de gehele stad, met uitzondering van enkele huizen in de Voorstad in de as gelegd. De bezittingen van ingezetenen en vele uitheemsen (ingezetenen van buiten de heerlijkheid Borculo) gingen in rook op.

II. Verantwoording van de nieuwe optekening
Bij de brand waren alle privileges, de gerichtsprotocollen en akten verloren gegaan. Een vijftal burgers, burgemeesters of schepenen en de secretaris van de stad, verklaarden dat ook het stadsrechtprivilege van 1375 verloren was gegaan. Op basis van hun kennis van dat privilege werden de artikelen daaruit opnieuw vastgelegd.

III. De tekst van het stadsrecht 
Een belangrijk deel van de artikelen gaat over de rechtspraak, de op te leggen boetes, de reikwijdte van de bevoegdheid van de stadsrechtbank en de manier van procederen. Het bezit van een gedeelte van de rechtspraak is in juridische zin wel het belangrijkste kenmerk van het stad-zijn: dat markeerde immers een stuk zelfstandigheid ten opzichte van de heer. De stad Borculo beschikte over de lage rechtspraak: de vrijwillige rechtspraak (het registreren van o.a. overdrachten van onroerend goed, testamenten en boedelscheidingen; de civiele rechtspraak (waarbij burgers een geschil aan de stadsrechtbank voor konden leggen) en een gedeelte van de criminele rechtspraak, voor zover er geen bloed bij gevloeid had. In  dat laatste geval was de hoge criminele rechtbank van de heer de bevoegde bank.  Een ander belangrijk onderdeel waren de vestingwerken. De burgers waren verplicht deze te onderhouden, de grachten ijsvrij (vandaar mogelijk de ijshaken in het stadszegel en latere gemeentewapen van Borculo) te houden en de wacht te lopen. In economisch opzicht was het marktrecht, het toezicht op de prijzen, maten en gewichten, en het verlenen van  tapvergunningen en het hebben van een winkel belangrijk. De stad kon zich hierdoor inkomsten verwerven. In een aanvulling op het stadsrecht kreeg de magistraat het van de Münsterse overheid gedaan om twee jaarmarkten te mogen instellen.
Een ander belangrijk criterium van het stedelijke karakter, was de vrijstelling van de heerlijke belastingen (pondschatting) en de dienstverplichtingen. In het stadsrecht van 1375 was niets geregeld over de wijze waarop men burger kon worden. Eerst in de 16de eeuw werd daarover een en ander geregeld. Ook over de verkiezing van het stadsbestuur was het privilege summier. De schepenen of burgemeesters werden gekozen of afgezet op de zondag na Driekoningen (6 januari). Schikte men zich niet, dan werd een boete opgelegd. Uit andere bronnen blijkt dat de burgemeesters benoemd of afgezet werden door de stadsheer, de Heer van Borculo. Deze behield dus indirect een grote invloed op de samenstelling van het stadsbestuur. Dat heeft mogelijk ook te maken met het feit dat de burgemeesters van Borculo tevens schepenen der heerlijkheid waren en dus een belangrijke functie uitoefenden in de rechtspraak in de heerlijkheid. De bezitter van deze banken was de heer.

IV. Latere aanvullingen
Over de vrijstellingen van belastingheffing door de heer en dienstverplichtingen ten opzichte van de heer, werd hiervoor al gesproken. Door graaf Joost van Bronkhorst, als heer van Borculo, werd aan de stad toestemming verleend, om aan uitheemsen, die zich in de stad wilden vestigen of wilden trouwen met een burgerdochter of weduwe van een burger, anderhalve oude schild te heffen. In de Münsterse periode (1579-1616) werd dit bedrag verhoogd naar 8 gulden, terwijl iedere nieuweling ook een roede straat moest aanleggen of daarvoor betalen. In economisch opzicht was de toestemming voor het houden van twee jaarmarkten belangrijk.

De tekst van het stadsrecht

I.   Over de stadsbrand van 5 september 1590
Ihm jar unsers Heren dem 5 septembrii stylo reformato, ist durch Godts verhenckenisse disse stadt Borckelo gentzlich myt alles darinne gewesen so nicht alleine den inwonneren sondern auch utlendisschen togehorich gewesen, so oer guder in diesen geschwinden kriegs lopen darinne gefluchtet hebben verbrant worden, uthgesondert weinich hauser in dem vurstedeken. Und ist der brandt erstenn angegaen up eyn vicarienplatze, warin eyne ungewondtliche smydt unnd perdestallinge wedder burgemeister unnd schepen nije upgerichtet wolden welcher vicatien itziger bezitzer ist Henricus Schotte… [niet meer leesbaar] unnde der vicaria genant Sanct Barbaren, Br… ist dieser brandt ungefehr umb xii uyren angehei… unnd in twein stunden mehrendeels an asschen gelegen, wie dan auch kirche, torn, klocken, rathuss, schole, gasthus.

II.   Verantwoording van de nieuwe optekening
Item den stadtprivilegien, prothocollen, gerichtsbocher, acten unnd etliche man, wiff, kinder unnd vehe umbkommen unnd verbrandt, so bekenne wie Herman Kock, Gerhardt Swaffken, Bernhardt van Halle, Seino Melinck, Johan thon Nover als itziger tidt olde burger, burgermeister und schepen [5] innd Bernhardus van Wullen, secretarius, dat unden anderen eyn breiff van unser stadtprivillegien unnd vrieheit gewesen, unnd unsern vurvaderen van weilandt den wolgeborn heren Gisberten graven zu Brunckhorst unnd heren to Borckelo, unnd junffen Henrich van Borckelo, sijn ehegemahl, gegeven worden, unnd myt im selven brande verkommen unnd verbrandt ist, synnen nachfolgende clausulen unnd puncte vur den brande uth obgemelten breve extrahert:

III. Nieuwe optekening van het stadsrecht van 1375

Wij Gisbert van Brunckhorst, edelman, her to Borckelo, junffer Henrich van Borckelo, unse echte wiff, etc.

Biddeth der cleger umme eynen uthpender, die sall geven 12 penninge und sall up dat pandt slaen, und der schepen sollen imme eynen pender geven.
So iemandt sich vermeth einige getuichnisse to foerenn, unnd konde sollichs nicht vulforen unnd werth vellich, die sall geldenn 5 schillinge.
Eyn wedder orkunde oder uplatinge vur die schepen bynnen Borckelo, dat is VI penninge, darvan 2 des gerichtz unnd 4 den schepen.
Gifft iemantz sijn gudt durer als idt ime van de schepen gesathes, die brocket XII penninge elcker tijdt.
[6] Off iemandtz vur den gerichte etwess verunderpandet, sall kosten 3 penninge, 1 dem gerichte, 2 den schepen, die pande solle staen 14 nachten, darna verkofft werden an stades rechte.
Beclagt eyn gast einen burger, den sall men richten aver dwerssnacht, dess gelicken sal men eynen burger richten aver einen gast aver wel sachen oft aver magenoss … bynnen Borckelo qwuemm.

So iemandtz to nha tymmerde den anderen offte wijder stratenn, die sall ruymen bynnen 14 dagen unnd sall verboert hebben, soo er dat nicht affbreckt: vif schillinck.
So dan platzen die nicht betimmert sall men bettymmeren unnd doen dar stat dienst aff.

So iemandtz up dat gericht scheldt ofte sprecht ofte … … [nauwelijks leesbaar] eidt, die sall geldenn viff marck wannehr hie des nicht betuegenn kan.
Wie den anderen myth vuesten sleeth oder lochende, die sall geven viff schellinck unnd hie des nicht bewiesen mochte.
Welch wiff offte man of eyn wiff lochende, oft up oer ehr sprecht, dat twei lude hoerden, der sal den steen dragenn van die nie porte met gerichte, offte hie sal darvor gelden viff schillinck.

Ergert iemandtz die stattveste, die sall vur dat gerichte gebaeth werden, sall gelden eynen marck tho brocket.

So iemandtz soll veel wahr kopen eher dat tot foren up den Schildt kumpt, der sall gelden viff schellinck, then were dat hie sijn unschuldt darvor dede.

[7] Welchen sijn wacht, sein isshow, sijn wall offte nicht bouwercket, die sal geldenn 8 penningen; oick welch sein wehr nicht en warde, mach gesatte des gerichtz sall gelden 8 penningen.
Vorthmehr hebbenn wij borchmans unnd borchmans genoetenn in unser stadt wonhafftich vur uns verwilkort to wakenn, iss to houwen, gelick andere luede. Wehr des nicht en dede, sal men penden vur acht penninge.
Die stadt veste tho deel, wann solchs nodich.
Vorthmehr alle diegenne die in unser stadt wonnen, sollen oers huser mith pannen, oder die strodack mit lehem gedecket werden. Die des nicht en dede, sall geven viff schillinck.

Wat prijse dat gerichte ofte schepen setten aver alle veele wahr de men in unser stadt sleten sollen, sollen sie idt so geven. Wie dat nicht en dede, die sall geven viff schillinck.

Vorth mehr alle die win will tappen ofte anders veile saken will uteren, die sollent geven unnd upstecken na penninge unnd gesette des gerichtz, wie sich hiran verbrocket sall geven vijff schillinck. Ist aver veel wahr xii penninge, so vaken idt geschieth.

Item, van alle vurbadinge, dar men den stadtbade to gebruchet, sall hie van hebben eynen penninck.

Item sollen die schepenen des sondages nha Trium Regum bestedigt offte affgesath werden unnd wie sich des verweigert, sall geven 1½ olden schildt.

Item, de kerckmeisteren sollen oere reckenschup vur die schepen doenn.

[8]. Item, wan eyn appelatie welft in burgerlichen sachenn, soll sulchs geschehen vur die Haverbrugge myt eynen ahem wines an der heren amptleude.

Item, hebben die schepen alle civilbrocke, dar gin bloethron en ist.

Item, dat gin burger den anderen vur den gericht besprechen mach, er seie dan drye sondage vurgebadet und so er dan nicht comparert, solle er verwonnen wesen.

Begeven nha unsers Heilandtz Jesu Christi gebuerte dusent dreyhundert viff und soeventich up dach Walpurgi.

IV.   Latere aanvullingen

Noch hebbenn die schepenen van der stadt van wegen den burgeren eyn privilegium verworven bij den vurbenombten loblichen heren Gisberten, also dat sie seinen G. eyne verehrunge gedaen unnd wolgedachten her vur sich, seine erven unnd nachkomlingen gelaveth unnd begnadet, dat sie henfurder myt keine schattinge, dienst oder toch sollen verplichtet wesen, ethseie dan den her im felde benodigt worde.
Noch hebben sie einen brieff gehath van den axiss etc.

Item, hebben die heren der stadt vergunt und gegeven eyne waterleidunge van der stadtweyden durch den Pagendick bess in de Berckel.

[9] Item, hefft der wolgeborn her Jost, graff to Brunckhorst unnd her to Borcklo, dem burgeren bewilligt und privilegiert, so eyn uthheimisschen sich alhir in der stadt mith der wonninge begeve oder an eyn wedtwe oder burgerdochter sich bestedete, solle bynnen jars to wij….en der stadt geven anderhalven olden schildt, warvan die halve olde schildt den schepen tho timmeren solle umb des to sl.tigen upsicht darin tho hebben.
[In de marge:] NB. Borgerschap

Nachdeme die beschweringe dess tymmers unnd sunst sich hoger belopt als vurhen, ist durch bewilligung dess edelen und ernvesten Reinhardt van Rasfeldt, drosten dieser herschafft, sampt der gemeinten ingegaen unnd beleneth, dat eyn ider inkomlinck maken solle eyn rode stratens unnd vur den olden schildt geven solle 8 daler.

Item hebben die schepen hirbevorens bei den durchluchtigen unnd hoichgebornner furst und heren hern Johan Wilhelm, postulerter unnd administrator dess Stiftz Munster, hertzogen zu Gulich, Cleve unnd Berg, etc., verworven im jar twei jarmarckten, dat eyne up S. Marckus, dass ander up Remigii.

Item, nachdeme die stat eyn grotes an die steinen straten angelacht, wie imgleichen to upbouwinge der stadtbruggen, unnd bi sich selvest die kosten to dragen nicht mechtich (hebben die heren van den Regierunge dieselbe begnadet myt ethliche stucken landes uth der marcke, nemlich an dat Vockinckbroick eyn stuck gronlanden, twei stucke veltlandes bei den Platvotzkamp, eyn stucke gelegen an dat Harteler, dat welche Hinrich Stalknecht gekoft. [10] Item eyn stucke genant de Lebbenborch. Und ist noch bewilligt van obg. heren drosten unnd rentemeisteren Nicolassen van Trier eyn stuck unlandes dar bij an tho machen.

Vervolgens werden voorgaande artikelen bevestigd door Herman Kock, Gerrit Swaeffken, Gerhardt van Hall, Seynne Meylinck, Johan then Nover en Gerhardt van Wullen.