Kerkgeschiedenis

Inleiding
Vanaf de eerste vermeldingen van de kerspelen in 1188 tot 1509 waren er in het gebied van de heerlijkheid Borculo vier parochies of kerspelen, te weten: Groenlo, Eibergen, Neede en Geesteren. Het kerspel Borculo kwam daar in 1509 als laatste vóórreformatorisch kerspel bij.

De 'oerkerk' van de Heerlijkheid Borculo: de Oude Calixtus op de Markt in Groenlo.
De ‘oerkerk’ van de Heerlijkheid Borculo: de Oude Calixtus op de Markt in Groenlo.

Het kerspel Groenlo omvatte, behalve de stad en het schependom Groenlo, een groot deel van de heerlijkheid Borculo, namelijk de voogdij Beltrum, de buurschap Dijcke en geheel Lichtenvoorde. Pas in 1509 werd parochie Borculo opgericht. In dat jaar werd de van de moederparochie Geesteren afhankelijke kapel in de stad Borculo door de bisschop van Munster verheven tot zelfstandig kerspel. Aan de nieuwe parochie werd de kapel van het kasteel Borculo toegevoegd. Deze had tot dan toe behoord tot de moederparochie Eibergen. Die situatie is vergelijkbaar met Bredevoort, waarbij de stad bij de parochie Aalten behoorde en de kasteelkapel tot het (oudere) kerspel Winterswijk. Ook daar werd de ridderheilige St. Joris als kerkpatroon gekozen. Dat duidt bovendien op de sterke invloed van de stadsheer op de kerkelijke aangelegenheden.

De St.-Joriskerk van Borculo.
De St.-Joriskerk van Borculo.

In Borculo werd de H. Maria in 1509, bij de verzelfstandiging, aan het kerkpatronaat toegevoegd, waaraan de invloed van de toenmalige vrouwe van Borculo, Mette van den Bergh, wel niet vreemd  was.
Met de Reformatie in calvinistische zin, die in de heerlijkheid Borculo in 1616 werd ingevoerd, werd Gelselaar een zelfstandige gereformeerde gemeente. Tot dan toe behoorde de buurschap onder de kerk en het kerspel van Neede.

De kerk van Lichtenvoorde, vlakbij de locatie van het voormalige Hof te Lichtenvoorde.
De kerk van Lichtenvoorde, vlakbij de locatie van het voormalige Hof te Lichtenvoorde.

Ook Lichtenvoorde werd verzelfstandigd als gereformeerde gemeente, maar de katholieken van Lichtenvoorde bleven vooreerst, zo als vanouds onder Groenlo ressorteren. In 1651 werd de kapel van Rekken verzelfstandigd, wat vooral te danken was aan de grote invloed en toeloop van Vredense gereformeerden. Na de keuze van Christoffer Bernhard von Galen tot vorstbisschop van Münster in 1650 werd het niet-katholieken nagenoeg onmogelijk gemaakt hun geloof in vrijheid te belijden. Dezelfde bisschop ondersteunde de stichting van katholieke kerkgelegenheden langs de grens. De bekendste daarvan is het door Bocholter minoriten gestichte klooster Zwilbroek. Zij stichtten later kerkgelegenheden bij Oldenkotte (Niekerk) en Rietmolen.

De gangbare theorie is dat de parochie Groenlo van de vier parochies de oudste is. Het was in ieder geval de grootste parochie die het hele gebied van het later ambt Lichtenvoorde omvatte, alsmede het gebied van de voogdij Beltrum, de buurschap Dijcke en – mogelijk – de voorstad van Borculo. Adolph Tibus, een belangrijke Munsterse kerkhistoricus uit de negentiende eeuw, hield Groenlo voor een Munsterse “oerparochie”, d.w.z. een parochie die gesticht was door of ten tijde van Ludger, de eerste bisschop van Munster. Deze opvatting is weerlegd door Th. Thielen, in een artikel dat in 1973 verscheen. Hij kende Groenlo een ouderdom toe die niet verder ging dan het jaar 950.
In de theorie van Tibus was het kerspel Eibergen het eerste dat van Groenlo afgesplitst werd. Mogelijk heeft er, kortstondig, een grootkerspel Eibergen bestaan dat ook Neede en Geesteren heeft omvat. Daarvoor pleit dat de Hof te Neede op de vooravond van Sint Mattheus, de kerkpatroon van Eibergen, bepaalde afdrachten moest verrichten aan het klooster Überwasser in Munster dat eigenaar was van die hof.

Reformatie
Na de toewijzing door het Hof van Gelre en Zutphen van de heerlijkheid Borculo aan graaf Joost van Limburg en Bronckhorst op 20 december 1615, oude jaarstijl, werden de Munsterse troepen uit Lichtenvoorde (december 1615) en Borculo (februari 1616) verdreven. Als gevolg daarvan werden de parochiekerken toegewezen aan de gereformeerden. De Borculose pastoor Bernhard ab Holle of Hollius, die vermoedelijk Luthers was, kan na een onderzoek door de Classis Zutphen doorgaan als gereformeerd predikant. Ook Neede en Geesteren behielden hun predikanten. Nieuwe predikanten kwamen er in Gelselaar, dat losgemaakt was van Neede, in Lichtenvoorde en in Eibergen. Vooral in die laatste plaats verliep de hervorming tumultueus, omdat er met de steun van de Lutherse heer van Borculo en de kerkelijke gemeente een remonstrants predikant werd aangesteld, zeer tegen de zin van de Classis. Na zijn verdrijving kreeg Eibergen met Palmerius pas in 1617 een predikant van de juiste gereformeerde snit.
Op het Huis Borculo bleven graaf Joost en zijn vrouw de Lutherse religie uitoefenen. De huiskapel werd zelfs opengesteld voor Lutherse ingezetenen. In de archieven is te lezen dat er in die tijd ook huwelijken in de kapel gesloten werden. Ondanks herhaald aandringen om aan deze openstelling een eind te maken, stond de Classis er vrij machteloos tegenover. Met de toewijzing van de heerlijkheid Borculo aan graaf Joost eindigde natuurlijk ook het patronaatsrecht – het recht de pastoor te mogen benoemen – van de bisschop van Munster. De heer van Borculo eigende zich dit recht toe, wat merkwaardig was, omdat hijzelf Luthers was en zijn zoon-opvolger nog tot in de jaren ’50 van de 17de eeuw katholiek was.
Met de reformatie vielen de pastoriegoederen – waaruit voorheen de pastoor zijn inkomsten kreeg – en de vicariegoederen toe aan de Staten van het Kwartier Zutphen. De inkomsten werden voortaan voor een deel gebruikt als een beurs voor theologiestudenten (gereformeerd uiteraard) en voor de tractementen van predikanten en schoolmeesters. Het begevingsrecht – oorspronkelijk het recht om de vicaris te mogen benoemen – bleef in handen van de bezitter van de desbetreffende vicarie.
De katholieken konden tot 1627 terecht in Groenlo dat tot dan in Spaanse handen was.

Bronbewerkingen en artikelen: