Wie de geschiedenis van plaatsen als Borculo, Geesteren, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde bestudeert, ontkomt niet aan de geschiedenis van de heerlijkheid Borculo, een vrije heerlijkheid tussen het vorstbisdom Münster en de Graafschap Zutphen. Al deze plaatsen, alsmede het kerspel Groenlo (Beltrum) behoorden tot de heerlijkheid Borculo. Wil je de geschiedenis van deze plaatsen begrijpen, zul je iets van de geschiedenis van de heerlijkheid moeten weten.
Een probleem van de geschiedenis van Borculo is, dat er nog steeds geen samenvattend of, beter nog, recent overzicht is van de geschiedenis van stad en heerlijkheid. Dat was in het verleden ook niet gemakkelijk realiseerbaar, omdat de bronnen voor de Borculose geschiedenis ver weg opgeslagen waren: het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (nu Nationaal Archief), het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem (nu Gelders Archief), het Staatsarchiv te Münster (nu Abteilung Westfalen van het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen), in vaak nog slecht ontsloten archieven van de gemeenten, waarin goedbedoelende amateurs, tot de komst van het streekarchivariaat, soms wel heel vrij hun gang konden gaan, waardoor archiefstukken er misschien uit verdwenen, en, niet te vergeten, de talloze particuliere archieven in Nederland en Duitsland.
Er moesten dus andere wegen bewandeld worden om het onderzoek naar de geschiedenis van Borculo te faciliteren, als er ooit nog eens tot een nieuwe en integrale algemene geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo zou komen. Één ervan was de oprichting van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo in 1992, die zich ten doel stelde alle Borculose archieven die zich bevonden in archiefinstellingen buiten de eigen regio, op microfilm te zetten en die op een centrale plaats in het werkgebied ter inzage te stellen. Met behulp van veel vrijwilligers is dat voor een groot gedeelte gelukt. Voor dat werk, dat discipline en doorzettingsvermogen vereist, ben ik hen dankbaar. Met name denk ik dan aan Truus Spliethof, Margreet van Dijk en Diet Lamé , die jarenlang wekelijks naar Arnhem reisden voor de verfilmingswerkzaamheden. Andere microfilmbestanden werden aangekocht, zoals microfilms van de Borculose archieven in de Nassause Domeinraad en de Collectie Van Limburg Stirum in het toenmalige Algemene Rijksarchief in Den Haag.
Het was in een tijd dat we dachten dat digitalisering nog niet zo snel zou gaan. Maar ja, tijden veranderden, en onderzoekers verwachtten ook meer en een andere dienstverlening. Dus werd ingezet op het nader toegankelijk maken van in eerste instantie de oud-rechterlijke archieven van stad en heerlijkheid Borculo (ORA Borculo). Vele vrijwilligers
zijn sindsdien bezig geweest om indexen te maken op die stukken. Das was een monnikenwerk omdat men wel kennis moest hebben van het 16e tot 19e eeuwse handschrift. In dat kader werden ook enkele cursussen oude handschriften of paleografie gegeven. Het resultaat mocht er zijn: op vele inventarisnummers zijn die indexen gemaakt. Na aanvankelijke papieren beschikbaarstelling, zijn ze later ook beschikbaar gesteld als downloadbare pdf-bestanden op deze website.
Toen in het tweede decennium van deze eeuw het door de archiefinstellingen zelf het digitaal beschikbaar stellen van de originele bronnen een hoge vlucht begon te nemen, was het tijdperk van de SSHB eigenlijk voorbij. De stichting werd opgeheven in 2016, maar ik heb dat niet betreurd. Het enige dat ik echt betreur aan die digitalisering van de oude papieren archieven is dat de onderzoekers de kans ontnomen wordt een directe band met het archiefstuk, zijn opsteller, tijd en omstandigheden te ontwikkelen. Maar ook een minpunt is dat door de digitalisering vooral jonge en onwetende mensen kunnen gaan denken dat als iets niet digitaal vindbaar is, het ‘dan ook wel niet zal bestaan’. De echte archiefonderzoeker weet wel beter.
Dankzij die digitalisering is wel duidelijk dat er nog vele honderden bronnen nader ontsloten moeten worden of misschien eerst wel beter geïnventariseerd moeten worden. Want in een omschrijving als ‘Rekeningen betreffende het domein van Borculo’, tref je ontzettend veel en rijke informatie aan die soms jaren achtereen gevolgd kan worden. Soms zijn de rekeningposten verhaaltjes op zich. Historisch denken vereist dat je moet proberen te denken in geest van de tijd waarover je onderzoek gaat. Op zich vereist dat al veel voorkennis.
Het is ook een illusie te denken dat je ‘alles al hebt gezien’. Archiefonderzoek is ook een les in bescheidenheid: hoe meer archieven je gezien hebt, hoe minder je weet’.
Wellicht tot een volgende blog.
11 september 2018, Bennie te Vaarwerk
P.S. Ik ben dankbaar voor de vele mooie en ontroerende reacties die ik kreeg op mijn vorige blog.
Op 15 augustus 2016, de feestdag van Maria Hemelvaart, werd de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo ten grave gedragen. Niet in de verwachting overigens, dat het ooit tot een wederopstanding komt, want de SSHB is simpelweg door de tijd ingehaald. Als initiatiefnemer en medeoprichter, samen met Alex Koster, toenmalig gemeentearchivaris van Borculo, kijk ik niet met weemoed terug, zoals de in de titel van dit blog opgenomen uitspraak van ‘streekhistoricus’ Hendrik Odink zou kunnen suggereren.
Toen ik in 1986 betrokken raakte bij de oprichting van de Historische Kring Eibergen, bleek al snel dat de meeste oude archieven betreffende Eibergen van vóór 1795, zich buiten die toenmalige gemeente bevonden en wel in de archieven van de Heerlijkheid Borculo. Als medeauteur van Acht eeuwen Heerlijk Eibergen (1988), waren voor het onderzoek veel reizen naar Arnhem (Rijksarchief in Gelderland), Den Haag (Algemeen Rijksarchief) en Münster (Staatsarchiv en Bistumsarchiv) nodig. Dat waren de archiefdiensten waar de ‘Borculose’ archieven in de loop van de tijd terecht waren gekomen. De lotgevallen van de Borculose archieven weerspiegelden in die spreiding de lotgevallen van stad en heerlijkheid zelf en daarmee de geschiedenis van de latere gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde. Die gemeenten hebben op enig moment deel uitgemaakt van de heerlijkheid Borculo. Ik vond toen – en nu nog – dat in de lokale historie van die plaatsen geïnteresseerden, ook kennis moeten hebben van de geschiedenis van stad en heerlijkheid. Recent werd dat gemis aan historisch besef pijnlijk duidelijk rond de 400ste verjaardag van de overgang van stad en heerlijkheid Borculo van Münster naar Gelderland/Zutphen 1616. Alleen in Borculo werd het herdacht, de andere plaatsen, heemkundekringen en kerken (die in 2016 konden herdenken dat ze 400 jaar hervormd/protestants waren) lieten verstek gaan.
Dat moest anders vond ik. Als de geïnteresseerden niet naar de archieven gaan, dan moeten de archieven maar naar hen komen, dacht ik. Contact met Alex Koster leidde tot het idee om een Stichting op te gaan richten die zich zou gaan richten op de verfilming (op microfilms) van de buiten het gebied berustende Borculose archivalia. Digitalisering leek toen nog ver weg en bovendien duur.
De SSHB kon zich in het Hof vestigen, de historische plek van het kasteel van Borculo. Veel dank zijn wij de Openbare Bibliotheek en het bestuur van Het Hof verschuldigd voor de huisvesting. De plek was overigens niet alleen om historische redenen belangrijk. Van meet af aan was het de bedoeling dat de Collectie SSHB in een openbaar gebouw toegankelijk moest zijn en blijven.
Een deel was al in het verleden verfilmd door de Mormonen. Via het Rijksarchief in Gelderland konden wij kopieën van die films aankopen. In de tussentijd was de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo opgericht (3 april 1992), met de net uit de Borculose politiek gestapte Truus Spliethof-de Vos als voorzitter, ondergetekende als secretaris, Thomas Lijfering als penningmeester en Margreet van Dijk-Hartgerink en Alex Koster als bestuursleden. Met subsidie van de gemeenten, de provincie (er is zelfs nog een gedeputeerde op bezoek geweest in de Borculose bibliotheek) en sponsoring konden microfilmleesapparaten aangeschaft worden. De verfilming zelf gebeurde door drie vrijwilligers: Truus Spliethof (van de eerste tot de laatste dag), Margreet van Dijk en Diet Lamé-de Wit. Laatstgenoemde heeft ook tot het laatst zitting gehad in de bestuur en was coördinator van het indiceringsproject, waarover straks meer. Zij reisden enkele jaren bijna wekelijks naar Arnhem, waar zij gastvrij werden ontvangen en begeleid door de medewerkers van het Rijksarchief.
Na de oprichting werd een informatiebijeenkomst in zaal Peters te Borculo gehouden. Geïnteresseerden konden zich opgeven als donateur. Uiteindelijk zou de SSHB ruim 100 donateurs krijgen. Dat is misschien niet veel, maar voor een Stichting, die zich niet profileerde als een heemkundeclub en zich niet primair richtte op publicaties, was dat aantal voldoende om de boel draaiende te houden.
Toch gaf de SSHB (onregelmatig) publicaties uit: de Kleine Reeks, met historische ‘verhalen’, en bronnenpublicaties die transcripties bevatten van belangrijk geachte ‘Borculose’ bronnen. Van de Kleine Reeks verschenen in totaal 13 delen, het laatste verscheen in 2007. De uitgave van de markenboeken van Dijcke (Alex Koster) en Beltrum (Nelly Oostrik) behoorden tot de categorie van de bronnenuitgaven. De laatste bronnenpublicatie verscheen in 2008 (Rekening van de Heerlijkheid Borculo over 1580-1581) en staat inmiddels ook op de website. Vooral voor de papieren bronnenuitgaven was de belangstelling gering. Het waren en zijn nu eenmaal geen gemakkelijk leesbare publicaties. Het internet bood daar al snel een uitkomst. Veel bronnenuitgaven, waarvan het ooit de bedoeling was die op papier uit te geven, zijn dan ook als webbestand beschikbaar gesteld en downloadbaar, bijv. de verpondingskohieren van 1646 en het rapport van aankoop van Borculo en Lichtenvoorde uit 1777 behoren tot die categorie digitale bronnenpublicaties. Daar was het werk van de tijd al snel voelbaar, maar ook vruchtbaar. Toen daar later de indexen op het oud-rechterlijk archief aan toegevoegd werden, steeg het websitebezoek met sprongen: in 2015 meer dan 1 miljoen.
In de beginjaren gebeurde nog veel meer: uit Parijs werden kopieën van kaarten gehaald van de nooit gebouwde of te verbouwen keizerlijke stoeterij te Borculo. De kopieën berusten nu in het gemeentearchief.
Na de oprichting werden ook verschillende jaren cursussen paleografie in het Hof gegeven, want het lezen en begrijpen van het oude handschrift is noodzakelijk, als men goed onderzoek wil doen in de archieven en gedrukte bronnen wil controleren. Alex Koster, Henk Nijman en ondergetekende hebben die gegeven. Een van de doelen hierbij was om via die weg vrijwilligers voor het indiceringsproject te werven.
Bij het Hof raakte de SSHB betrokken bij de opgraving van het donjon, de grote (woon)toren van het ca. 1760 gesloopte kasteel van Borculo. Na enkele jaren werd de kuil weer dichtgegooid, omdat de donjon-restanten niet beschermd bleken tegen weersinvloeden en de kuil gebruikt werd om er afval in te gooien.
De grootste en meest langdurige klus waarmee de SSHB zich beziggehouden heeft, was het maken van een index op de inhoud van de in de Borculose bibliotheek berustende ‘Collectie SSHB’, de microfilms met enkele honderdduizenden opnamen van Borculose archivalia. Heel veel vrijwilligers hebben hier jarenlang aan gewerkt. De grootste dank zijn wij dan ook wel aan hen verschuldigd. Voorwaar een monsterklus en dat met behulp van een microfilmleesapparaat dat maar al te vaak in een woonkamer eigenlijk in de weg stond. Het maken van indexen op naam was tijdrovend en intensief. Voor degenen die met de computer handig waren, was het programma Excel op een gegeven moment een uitkomst, maar dan nog. Veel handmatig geschreven indexen zijn ingevoerd door Netteke Fiolet, die ook tot het laatst bij het project betrokken was. Dat geldt ook voor Jot en Dick van Zuidam, die op afstand intensief met het SSHB-gebeuren meededen (ook bij het bewerken van de Excelbestanden en de omzetting naar pdf) en meeleefden, Diny Schreuder, Jan Derking en vele anderen die gedurende kortere of langere tijd met het ‘indiceren’ bezig zijn geweest. Het indexproject was een sleutelproject in het bestaan van de SSHB. Hoewel niet alle films geïndiceerd konden worden – het reservoir aan vrijwilligers droogde op – zijn we wel een heel eind gevorderd. In de loop van de jaren zullen er druppelsgewijs nog wel indexen toegevoegd worden. Aanvankelijk konden bezoekers de indexen alleen inzien in de bibliotheek. Pas later werden de bestanden in pdf-formaat ook via de website beschikbaar gesteld, wat plaats- en tijdsonafhankelijk vooronderzoek mogelijk maakte.
Het was in essentie de grote vlucht die de digitalisering en het internet namen en nog steeds nemen, die de SSHB overbodig maakten. Enkele jaren geleden heeft het Gelders Archief, de opvolger van het Rijksarchief in Gelderland, de door onze vrijwilligers gemaakte microfilms van het archief van de Heren van Borculo gedigitaliseerd en op zijn website geplaatst. Het Staatsarchiv Münster heeft hetzelfde gedaan met een deel van de bestanden. Ongetwijfeld zullen er nog meer volgen. Het oud-rechterlijk archief van Borculo is inmiddels door het Gelders Archief overgedragen aan het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Helaas werd het overgedragen in de (vaak) slechte staat waarin het zich al tientallen jaren bevond, gesanctioneerd door een toenmalige algemeen rijksarchivaris. Het ECAL maakt momenteel veel werk van de restauratie van delen uit dit en andere overgedragen archieven. Digitalisering was en is voor de SSHB een brug te ver, vanwege de kosten en het beheer van de gedigitaliseerde films.
In de toekomst zullen alleen nog maar meer bestanden op allerlei platforms digitaal beschikbaar komen. De indexen blijven via de website toegankelijk en downloadbaar. Dat geldt ook voor enkele digitale bronnenpublicaties die nog door de SSHB zijn uitgegeven. De website, die geen platform was van de SSHB, maar wel vóór de SSHB, blijft bestaan en is al omgezet in een breder platform voor de geschiedenis van stad en heerlijkheid Borculo. Dat aandacht voor die geschiedenis nog steeds nodig is en ook zal blijven, blijkt wel uit het gebrek aan belangstelling voor de herdenking van de 400ste verjaardag van de overgang van ‘Borculo’ van Münster naar Gelderland. Voor mij blijft daarbij het uitgangspunt, dat de wereld niet om Borculo draait, maar ‘Borculo’ wel in de wereld meedraait.
Nu de SSHB verleden tijd is, wordt nog overleg gepleegd via de Erfgoedkoepel Berkelland om de Collectie SSHB als één geheel, zoals ook in de statuten verwoord, in eigendom/beheer te geven bij één van de heemkundeverenigingen in het werkgebied. De microfilmleesapparaten zullen ook zoveel mogelijk verdeeld worden. In het najaar zal daartoe nog een boedeldag georganiseerd worden. Tot vereffenaar is Ben van Dijk benoemd. Hij was de laatste penningmeester van de Stichting.
De Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo heeft zijn tijd gehad. Ik ben dankbaar dat ik daaraan heb mogen bijdragen, maar vooral ook blij dat het nu eindelijk afgerond wordt.
Vandaag zijn twee nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo aan de website toegevoegd. Het betreft indexen op de inventarisnummers:
125. Dossiers van civiele procedures voor het stadsgericht en fragmenten daarvan, 1668. Specificatie:
125.1. Petrus Sybille, grafelijk secretaris, contra Harmen Rijpen, 1668;
125.2. Burgemeester Bernhard ten Noever contra stadsrentmeester Joan Haselbroeck, 1668;
125.3. Otto, graaf van Limburg en Bronckhorst contra Christine van de Hovelick, weduwe van Casijn Schimmelpenninck, 1668;
125.4. Gerrit Hessels contra burgemeester Hendrick ter Hoeve, 1668;
125.5. De momboiren van de kinderen van dr. Jacob Hessels contra Johan Fockinck, 1668;
125.6. Joan Baltesar van Duyth gent. Buth, drost der heerlijkheid, contra Derck Haeffkens, 1668;
125.7. Margarieta Cappers contra Gerrit Hessels, 1668.
301-II, Dossiers van civiele procedures voor landgericht en fragmenten daarvan, 1722-II en 1723-I. Specificatie:
301.1. Dr. Johan Hendrick Veldinck contra Jan Willem ter Hagreise. Betreft wederrechtelijk gebruik van een huis in Neede, 1722;
301.2. Adolf van Gelder contra Harmen Garverdinck, 1722
301.3. Frederic Wilhelm, graaf van Limburg en Bronckhorst contra Wilhelm Klinckenbergh, notaris en solliciteur-militair te ’s Gravenhage, 1722;
301.4. Aeltjen Grijsen contra Gerrit Harperinck, 1723;
301.5. Leopold, graaf van Limburg Stirum contra Derk, bouwman op het erf Ten Nijhuijs, 1723. [Loopt door in dossier 302.1]
Vandaag zijn weer vijf nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo beschikbaar gekomen op de website. Het betreft de navolgende inventarisnummers uit de inventaris, hoofdstuk 4, Civiele Zaken, sub D, Stukken waarvan niet meer of niet dan met grote moeite is uit te maken, of zij tot het archief van het oridinair stad- of landgericht behoord hebben:
360. Originele volmachten, ingekomen bij stad- of landgericht, meest in civiele zaken, 1602-1807. 1 omslag.
361. Originele attestaties en certificaten, ingekomen bij stad- of landgericht, meest in civiele zaken, 1603-1730. 1 omslag.
362. Originele schuldbrieven, declaraties, kwitanties, relazen en dergelijke stukken, ingekomen bij stad- of landgericht, meest in civiele zaken, 1609-1737 en onbekende jaren. 1 omslag.
363. Originele interrogatoiren (gerechtelijke ondervragingen), ingekomen bij stad- of landgericht, 1627-1719. 1 omslag.
364. Sententies (vonnissen) van vreemde gerichten en allerlei authentieke akten, ingekomen bij stad- of landgericht, meest in civiele zaken, 1597-1749 en onbekende jaren. 1 pak. (deel 1)
Vandaag zijn de indexen bijgewerkt en bijna weer op het oude niveau teruggebracht, m.u.v. de alfabetische index en index originele volgorde van inventarisnummer 410 van het Oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo.