Archieven rooms-katholieke parochies bij opheffing

De terugloop van het kerkbezoek is een proces dat al jaren aan de gang is. De recente schandalen waarmee de rooms-katholieke kerk in Nederland en elders te maken kreeg, hebben de trend alleen maar versterkt. Intussen is door nieuw beleid van de Nederlandse bisschoppen een proces op gang gebracht waardoor parochies moeten fuseren of opschalen naar parochies die soms een hele regio bestrijken. Tegelijkertijd neemt het maatschappelijk belang of de betekenis van de kerken helaas af. In een samenleving waarin iedereen weer verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn eigen lot, kan niet meer zoals voorheen een beroep worden gedaan op kerken, wier tweede natuur het was om naasten in problemen met raad en daad bij te staan. Dat sociale aspect van de kerken is door de sociale wetgeving vanaf de jaren ’50 van de twintigste eeuw snel uitgehold. In deze tijd ondersteunen de meeste kerken de voedselbanken die nodig zijn geworden door crisis en de momenteel aan de gang zijnde geleidelijke afschaffing van de verzorgingsstaat.
In de afgelopen jaren heb ik een onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de St.-Mattheusparochie van Eibergen. Het archief van die parochie was, naar ik meende, ondergebracht bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Maar tijdens het onderzoek bleek dat veel archieven nog achtergebleven waren in de parochie zelf en bepaald ook niet de minst belangrijke. Voorbeelden daarvan zijn de afleesboeken van de achtereenvolgende pastoors vanaf de jaren ’20. Deze lezen als een parochiekroniek. Ook het parochieblad is vanaf 1965 nagenoeg geheel bewaard gebleven. Verder fragmenten van het archief van het Armbestuur, het St.-Antoniusgesticht en de St.-Jozefschool. De lokale kerk was tot eind jaren ’60 belangrijk voor de geestelijke, sociale en zelfs culturele vorming van de parochianen. Toen zette de ontzuiling in, ook in Eibergen. Dat hele proces is waar te nemen uit het nog in de kerk zelf aanwezige archief. Voor de geschiedenis van de meestal rijk aan religieuze gebruiksvoorwerpen, liturgische kleding en de bouw, inrichting en restauraties van het kerkgebouw waren de nagenoeg volledig (vanaf de bouw in 1935) bewaard gebleven kerkenrekeningen en – vooral – de bijlagen, zoals nota’s van de aanschaf van liturgische voorwerpen en soms ook beschrijvingen daarvan van grote betekenis. Ook deze bevonden zich nog in het parochiearchief. Juist in een parochie als de Eibergse, waarin de series notulen van het kerkbestuur tot eind jaren ’50 nagenoeg ontbreken, moest aanvullende informatie gehaald worden uit andere archieven van de parochie.
De opschaling naar een grotere parochie en vooral de onvermijdelijke sluiting van kerkgebouwen betekent een groot risico voor de kerkarchieven uit een tijd dat de kerken er nog wel toe deden. Het toepassen van bij overheidsarchieven toegepaste selectiecriteria voor het vernietigen van archieven van katholieke parochies is al helemaal uit den boze, want dat zou betekenen dat bijvoorbeeld de zo belangrijke rekeningbijlagen en documentatie zoals het kerkblad verloren gaan. Het ware wenselijk dat zowel door de kerkbesturen en door de archiefdiensten tijdig voor de sluiting van de kerkgebouwen overleg gevoerd wordt over de overname en het beheer van de archieven van de voormalige parochies. Bemoeienis van archiefdiensten is wenselijk, omdat daar ook kennis en kunde zit over de omgang met de in de kerkelijke archieven aanwezige privacygevoelige informatie. Het is dus beter dat deze archieven of fragmenten daarvan niet belanden in lokale oudheidkamers.

Bennie te Vaarwerk