De Nieuwe Brug over de Berkel in Eibergen (1837)

Funderingswerkzaamheden voor de nieuwste brug over de Berkel in Olden Eibergen, nabij de Stokkersbrug. Rechts de tijdelijke hulpbrug. (18 september 2017)

Op dit moment worden de fundamenten gelegd voor het grootste infrastructurele werk over de Berkel in Eibergen in 180 jaar. De nieuwste brug over de al eveneens nieuwste N18 ligt op een steenworp afstand van wat waarschijnlijk de oudste brug onder Eibergen is: de Stokkersbrug (al is die pas een stuw sinds ca. 1970). De nieuwe weg ligt in het hier in Olden Eibergen steeds breder wordende Berkeldal. Het enorme weglichaam aan weerszijden van de nieuwe brug heeft het uitzicht verwoest dat je altijd had vanaf de Stokkersbrug naar het westen.
Het is te hopen dat Rijkswaterstaat bij de berekeningen en voorbereiding van de bouw van de nieuwe autoweg beter rekening heeft gehouden met overstromingsrisico’s dan de Provinciale Rijkswaterstaat deed in de jaren 1834-1837.

De Nieuwe Brug over de Berkel in de N18 bij Eibergen. De eerste houten voorganger werd gebouwd in 1837. Belangrijkste aandrijver daarvan was de stichter van de fabriek (1834) op de achtergrond, J.B.P. Bouquié. Inmiddels is de Kastanjefabriek, zoals het pand nu in de volksmond heet, fraai gerestaureerd. De ‘Kastanjefabriek’, genoemd naar de bomen die ooit voor het pand stonden, wordt ook de naam van het hotel dat in dit pand gevestigd wordt (situatie 2014).

Want is laatstgenoemd jaar kwam de eerste brug over de Berkel bij Eibergen gereed, een brug die, omdat hij nieuw was, altijd de ‘Nieuwe Brug’ is blijven heten. Daarom wordt het ook hoog tijd die naam te vereeuwigen op deze brug. De Nieuwe Brug markeert een wending in de geschiedenis van Eibergen en zelfs van de Achterhoek. Je mag, nee je móet de brug beschouwen als het begin van de N18 of, in de volksmond, de Twenteroute (alleen onder Varsseveld een formele wegbenaming). Die weg werd bij stukje en beetjes aangelegd vanaf de jaren ’50 van de negentiende eeuw, in 1837 eerst als verbetering van de verbinding tussen het dorp Eibergen, Mallem en Neede.

In juni 1834 had J.B.P. Bouquié,  een rijksambtenaar werkzaam op het ministerie van Koloniën, zich in Eibergen gevestigd. Hij bouwde er een textielfabriek op de Reuverskamp aan de Berkel, waar rond de jaarwisseling al enkele wevers werkten. Door bemiddeling van burgemeester Van Heeckeren was het terrein van de Provisorie en Diaconie van Eibergen aangekocht.

De Reuverskamp in het Maatboek van 1810. Op dit perceel van de Provisorie en Diaconie van Eibergen bouwde Bouquié in 1834 zijn fabriek. Hij eiste er wel een brug bij.

Dat perceel was tot dan toe in pacht bij Jan Wennink op de Reuver in Mallem. Kennelijk heeft men eerst wel een ander terrein op het oog gehad, maar was dat niet geschikt vanwege de grootte van het gebouw. Bouquié stelde als eis dat er bij vestiging op de Reuverskamp een brug over de Berkel zou worden gebouwd, ‘want zonder dat middel van communicatie is het praktisch onmogelijk om daar een fabriek (‘atelier’) te bouwen’, schreef hij aan burgemeester Van Eckeren[!] op 22 december 1834. Hij wilde dat de gemeenteraad nu eens eindelijk zou besluiten tot de bouw van de brug. Dat was gemakkelijker geschreven dan gerealiseerd, want Eibergen was toen een armlastige gemeente. Tot overmaat van ramp kwam daar in januari 1835 het overlijden van de in Eibergen zeer geliefde burgemeester Van Heeckeren bij. Alles wat in Oost-Gelderland bestuurlijk iets voorstelde was wel verwant aan of had een goed netwerk met de in de Graafschap (en de Provincie!) nog steeds machtige Van Heeckerens.  De man had verder het voordeel gehad, dat hij door zijn verwantschap aan de Von Mulerts goede relaties had met die familie, eigenaar van de heerlijkheid Mallem,  en haar te Eibergen residerende rentmeester De la Fontaine Verweij.  Na zijn overlijden werd het burgemeestersambt tijdelijk waargenomen door G. Smits, een telg uit een oude Eibergse bestuurders- en koopmansfamilie, totdat voorzien werd in de vacature door de benoeming van de uit Wijchen afkomstige ex-officier C.H. Koentz. Het gemeentebestuur van Eibergen was voor realisatie van de plannen afhankelijk van subsidies van Provincie en Rijk En ook toen werkten ambtelijke en bestuurlijke molens al langzaam. Toch werd al vanaf 1834 gewerkt aan een oplossing van de communicatieproblematiek tussen beide oevers.

Het vonder over de Berkel bij Eibergen in het Maatboek van 1810. Het was eigendom van de Mark van Mallem, die het ook moest onderhouden. Vanwege de lage weiden (en de toen nog smalle rivier) was het vonder verlengd om de overkant met droge voeten te kunnen halen.

Tot 1834 lag op de plek van de latere Berkelbrug een voetgangersvonder, eigendom van de Mark van Mallem, die ook de onderhoudsplicht had. In de bronnen wordt het vaak het ‘Hoge Vonder’ genoemd. Het stadje Eibergen had vóór 1837 geen brugverbinding met de noordelijke oever. De dichtstbij gelegen bruggen waren de Stokkersbrug in Olden Eibergen en de brug over de sluis en stuwbrug in Mallem. Het zuid-noord-vrachtverkeer ging vanaf Eibergen over een oud weggetje over de monding van de Ramsbeek, waarin de Polbrug lag, over de Pol naar de voort in de Berkel. Op de noordoever was een holle weg tussen de bouwkampen de Schephorst (nu Joodse begraafplaats, zie onderstaande kaart, daar ‘kerkhof’ genoemd ) en de Reuverskamp. Dan liep de weg over het Wievenveld om ter hoogte van het erve De Reuver aan te sluiten op de oude oost-west lopende hessenweg van Oldenkotte via Neede (herberg de Meijer) naar Deventer. De route is nog deels traceerbaar. In het bos aan de Berkel markeert een laagte tussen Joodse begraafplaats en fabrieksterrein de oude holle weg die daar aansloot op de voort door de Berkel.

Detail van de verdelingskaart van de Mark van Mallem, ca. 1840. Middenonder: de fabriek van Bouquié (met aanbouw!). De nieuw-ontworpen (marken-)wegen zijn met stippellijnen weergegeven. De weg naar Neede was al gerealiseerd. ‘Kerkhof’ is de nog bestaande Joodse begraafplaats (‘Jöddenbulten’ in de volksmond), op de Schephorst aan de Berkel. Tussen de Schephorst en de Reuverskamp (met de fabriek van Bouquié) loopt de oude – holle -weg vanaf de voorde door de Berkel naar het noorden. Het ontwerp van de latere Rekkensebinnenweg is ook al te zien, evenals het Wievenveld, met op de hoek van de Rekkensebinnenweg het ‘Witte Huis te Mallem’ van leerlooier Van Breda. Dat Bouquié mogelijk nog uitbreidingsplannen had, kan afgeleid worden uit het feit dat hem bij de markenverdeling ook gronden waren toebedeeld in het verlengde van het perceel dat hij al bezat.
Links op de kaart erve het Vunderink, dat zijn naam ongetwijfeld te danken heeft aan het vonder over de Berkel.

De verkeersbewegingen, in onze contreien nog tot in de negentiende eeuw hoofdzakelijk gebaseerd op het vervoer van agrarische producten naar de IJsselsteden Zutphen en (vooral) Deventer en het importeren van luxeproducten vanuit die steden, was dus vooral oost-west gericht. De Berkelscheepvaart speelde af en toe ook nog een rolletje als die rivier tenminste bevaarbaar was. Knelpunt onder Eibergen was vooral de Berkel op het Knollenbroek onder Mallem, die daar voortdurend verzandde.

Ondertussen was Bouquié alvast begonnen met de productie van calicots. In het verslag van de districtscommissaris, het hoofd van een bestuurslaag tussen provincie en gemeenten,  over 1834 aan de gouverneur van Gelderland, is een passage opgenomen over de economische toestand van Eibergen en de impact van de komst van de calicotsfabriek van Bouquié:

‘In de gemeente Eibergen zijn nog aanwezig 2 water- en 2 windkorenmolens, 2 wateroliemolens en een rosoliemolen, 1 waterruwmolen, 2 steenbakkerijen, waarvan eene tevens met eene pannebakkerij verbonden is, 2 bierbrouwerijen, 2 katoenspinnerijen, 1 leerlooijerij waarin ook leder voor boekbinders vervaardigd wordt, 1 leerlooijerij voor de schoenmakers in het dorp Eibergen en eene blaauwververij aldaar. Deze fabryken hebben in 1834 aanhoudend werk en debiet gehad, met uitzondering van de bierbrouwerijen die sedert eenige jaren niet veel meer te doen hebben, en de blaauwververij die bijna stilstaat ten gevolge van de goedkope prijzen der katoenen.

Ook houdt zich sedert juni 1834 in die gemeente de heer J.B.P. Bouquié met de oprigting eener fabryk van calica bezig, welke aanvankelijk in werking is en waarin reeds een aantal wevers werkzaam zijn. Deze fabryk schijnt voor de ingezetenen van de minvermogende volksklasse gunstige vooruitzigten te openen, dewijl kinderen van 10 jaren en daarboven daardoor in de gelegenheid gesteld worden door hunnen arbeid tot de vervulling der behoeften van de huisgezinnen tot welke zij behooren, geene onaanzienlijke bijdragen te leveren, hoezeer het van den anderen kant te vreezen is, dat het onderwijs en de opvoeding van zoodanige kinderen daardoor nadeel zal lijden’.

Het eerste plan van het gemeentebestuur (1834) was gericht op het verbeteren van de bestaande weg naar het vonder en het vonder zelf. Maar dat plan verdween vrij snel van tafel, want voldeed niet aan de eis van de fabrikant.

Het eerste plan, afkomstig van de gemeente, met verbetering van de bestaande weg vanuit het dorp en vervolgens een nieuwe dijk naar het te verlengen vonder over de Berkel. Ter oriëntatie: ‘Samuel ‘ is nu het Wapen van Eibergen, het ‘Brouwhuis’, staat op oude foto’s nog als het Pension Ledeboer en is in de jaren ’30 van de 20ste eeuw gesloopt, toen de kruising van de Grotestraat met de Haaksbergseweg en de nieuwe rondweg, de Wilhelmweg, gerealiseerd werd. ‘De Hof’ is waar nu garage Grooters gevestigd is. Wat nu de Hondevoort is (langs ‘C’), was toen het pad naar Rekken. De oude Hondevoort liep vóór Grooters langs, met het laagste punt bij ‘D’ (nu nog te zien), waar de Ramsbeek en de Simmelinkgoot zich verenigden tot de Pollegotte, die vóór de Pol in de Berkel uitmondde. De oude weg naar de voorde door de Berkel is lichtgroen gekleurd en liep vanaf het dorp langs de Simmelinkgoot en Pollegotte, waarin de Polbrug lag, langs het perceel ‘den Pol’ naar de Berkel, om tussen de Joodse begraafplaats en de Reuverskamp via een holle weg naar het noorden te lopen. Het gemeentebestuur had terecht een verlaat opgenomen in de plannen (bij f), om de Berkel bij hoog water de gelegenheid te geven over de Wemermaat uit te stromen en zo nog vervelender gevolgen te voorkomen. In wat op de kaart ‘Harbersweide’ heet staat nu een villa met de naam ‘De Pol’, op grond van deze kaart dus een onjuiste naam. Het noorden is op deze kaart rechts.
Het begin van de Grotestraat aan de oostzijde van het dorp, eerste kwart van de twintigste eeuw, ter hoogte van Pension Ledeboer (links). Daarachter het Wapen van Eibergen.
Gezicht op Eibergen vanaf de Berkeloever in Mallem. Op de voorgrond de huidige oude Berkel langs de Joodse begraafplaats. Op de achtergrond de Protestantse kerk, villa Ilthios, die nu pal aan de Berkel staat bij de Nieuwe Brug, en, vaag, de nieuwe r.-k. kerk uit 1935.

Het vonder was nog eigendom van de Mark van Mallem, die er wel vanaf wilde. In de vergadering van de mark van 16 maart 1835 bij Hofman in Mallem, werd besloten,

’ten opzigte der noodzakelijk te doene raparatien aan het hooge vonder door geërfdens is besloten aan de heeren J. Bisperink, J.G. de la Fontaine Verweij, H. Grijzen en G.J. Meijers op te dragen om met het plaatselijk bestuur van Eibergen in onderhandeling te treden wegens de overneming van het onderhoud van het gemelde vonder door de gemeente, welk vonder door een waarschijnlijk te maken brug over de Berkel zal komen te vervallen en dat daarvan  dan uitslag en hunne gevoelens op den eerstkomenden markendag aan de geërfdens mede te deelen.’

Dat is ongetwijfeld gebeurd, maar een verslag van de eerstvolgende (?) markenvergadering dateert pas uit 1859.

In ieder geval ging de in Zutphen woonachtige Rijkswaterstaatingenieur Dibbets aan de slag met een plan voor een vaste oeververbinding in de vorm van een brug en een nieuwe dijk daar naar toe. Het plan voorzag ook in een overlaat, die kritieke waterhoogten moest reguleren (zie onderstaande kaart). Er werd subsidie aangevraagd, maar het plan werd te duur bevonden, zodat de overlaat geschrapt werd. Ter compensatie werd het weglichaam iets minder hoog gemaakt.

In 1835 ontwikkelde Waterstaatsingenieur Dibbets een plan voor een brug over de Berkel. Dat plan voorzag ook in een overlaat ter hoogte van de samenvloeiing van de Ramsbeek met de Simmelinkgoot. Voor de vrije uitstroom van het water over de Wemermaat was het afgraven van weidelanden aan de westzijde van de nieuwe weg nodig. Op die plek bevindt zich nu een duiker onder de Haaksbergseweg, die overgaat in de verlengde oude Ramsbeek. Een voorgestelde verlegging van de Berkel heeft helemaal geen doorgang gevonden. De bijna haakse bocht bleef gehandhaafd.

Het verbeterde plan volgde in 1836. De opmeting dateert van 10 februari 1836 door opzichter De Haan van Provinciale Waterstaat. Het is een zeer gedetailleerde tekening van de oude én nieuwe situatie. Bijzonder is de tekening van het lange (hoge) vonder naast de nieuwe Berkelbrug. Een optie is kennelijk ook geweest om de oude weg over de monding van de Pollegotte te verbeteren en te voorzien in twee nieuwe bruggen, nl. over de Pollegotte en over de Berkel achter de fabriek van Bouquié. Aan overbrugging van de voort werd kennelijk niet gedacht:

Vernieuwde plannen voor de Berkelbrug bij Eibergen, 1836. Het noorden is rechts. Ten westen (hier dus boven) van de geprojecteerde nieuwe brug staat ‘Brug voor voetgangers’. Dit was het oude Mallemse of Hoge Vonder. De oude weg naar de voort door de Berkel is helemaal onderaan nog te zien. Het bruggetje in die weg is de Polbrug. Aan de linkerkant van het oude weggetje naar de voort lag het perceel met de naam ‘de Pol’.

Eind 1836 vond dan eindelijk de aanbesteding van de werkzaamheden plaats:

Bericht van aanbesteding van de bouw van de nieuwe brug over de Berkel in Eibergen met de weg er naar toe. (Arnhemsche Courant)

In de zomer van 1837 kwam na bijna drie jaren van voorbereidingen en bezuinigingen de brug over de Berkel gereed met het daarbij behorend nieuw en hooggelegen weggedeelte in het toch al smalle Berkeldal bij Eibergen vanaf de huidige Grotestraat tot de huidige Needseweg.

Tekening van de Nieuwe Brug over de Berkel bij Eibergen, zoals hij uiteindelijk gerealiseerd werd. De tekening is van  ca. 1845.

Maar in december 1837, nu bijna 180 jaar geleden dus, sloeg het noodlot toe. Door hevige regenval overstroomde de Berkel en zijn bij Eibergen daarin stromende zijrivier de Ramsbeek. Het nieuwe dijklichaam fungeerde als een stuw. Door verzadiging dreigde de dijk te bezwijken. De enige plek waar het water weg kon, was de nieuwe brug. In die vernauwing daar schuurde het water met grote kracht het rivierbed uit, waardoor de houten pijlers uitgespoeld werden. Eibergen haalde de landelijke kranten. Het Algemeen Handelsblad berichtte op 29 december 1837:

Bericht in het Algemeen Handelsblad van 29-12-1837 over de overstromingen te Eibergen. Soortgelijke berichten kan men vinden in andere kranten, zodat het vermoeden bestaat dat er maar één correspondent in de gemeente was. (Delpher)

De brug werd in 1838 hersteld, eerst vele jaren later volgde de overlaat, voorzien van een bruggetje,  zoals op onderstaande detail uit een ansichtkaart met Jugendstil-omlijsting te zien is op de achtergrond. In de weide rechts op de foto (de Harbersweide op de oudere kaarten) staan nu villa’s, w.o. Ilthios en de Pol. De laatste naam is onjuist op die plek, zoals eerder aangegeven.

De Nieuwe Brug, ca. 1900, detail van een ansichtkaart. Op de achtergrond het bruggetje over de later alsnog gerealiseerde overlaat. Op de verdere achtergrond het dorp.

Nog een klein jaar geduld en dan kunnen de Eibergenaren weer wandelen over de dan oude Twenteroute naar de prachtig gerestaureerde fabriek, dan hotel, van Bouquié.

De Mallemse Fabriek of Kastanjefabriek uit 1834 op Koningsdag 2017. Door de restauratie zijn de verschillende bouwdelen goed zichtbaar geworden. Ook latere wijzigingen zijn behouden of herkenbaar gebleven. En dat is goed.

‘Alles is moar ’n tied lank’, zei Hendrik Odink al.

Bennie te Vaarwerk