Categoriearchief: Monumenten

Eibergen in 2013 en daarna

De nabije toekomst werpt zijn schaduw vooruit. Wie deze dagen over de Twenteroute rijdt tussen Eibergen en Groenlo, ziet dat aan de oostkant steeds meer huizen leeg komen te staan. Die leegstand is de voorbode van de nieuwe N18 die tussen Hupsel en Groenlo parallel aan de huidige weg wordt aangelegd. Over vier jaar zal alles anders zijn. In dat kader probeer ik het bestaande cultuurlandschap in beelden vast te leggen en blog(*) daarover op een andere plek. Maar ook in het dorp, eigenlijk moet ik zeggen stadje Eibergen, is er veel te zien (en te zien geweest) wat om aandacht vraagt.

Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.
Gezicht op Eibergen vanaf de Leugemorsweg in Olden Eibergen, vlakbij de plek waar de nieuwe N18 de hoge bouwkamp zal doorsnijden.

Ik vind dat Eibergen zich in de toeristische setting niet goed presenteert. Het lijkt er wel eens op dat alle belangrijke wandelroutes om het dorp heen lopen. In de gemeente Berkelland, waarvan het grootste deel van de oude gemeente Eibergen sinds 2005 deel uitmaakt, draait alles om Borculo. Het voorlopige hoogtepunt daarvan is de mogelijke beschikbaarstelling van 700.000 euro voor de bouw van drie ‘overdekte’ bruggen in het kader van ‘erfgoed’. Je moet het lef maar hebben. Dat lef ontbreekt in Eibergen. Daar is lef hoognodig en vooral ook véél zinvoller voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van plannen met en in de Mallemse fabriek van Bouquié, beter bekend als de kastanjefabriek, het hoogstwaarschijnlijk oudste textielmonument in Oost-Nederland. Zonder deze fabriek zou de eerste brug over de Berkel niet gebouwd zijn (1835) en zou de huidige Twenteroute evenmin aangelegd zijn.

Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.
Het pand in de Grotestraat te Eibergen waarin de VVV zit. Een historisch pand, zoals te zien is als je in het steegje kijkt rechts naast de ingang. Het oude gebintwerk is nog zichtbaar. Op veel plekken in dit deel van de hoofdstraat van Eibergen is de historie zichtbaar. Er zijn nog enkele stadsboerderijen (met de deeldeuren naar de straat) en anders zit achter een nieuwere voorgevel nog een historische bouwkundige structuur.

Maar ook de Eibergse VVV – of wat voor een naam de toerismebevordering nu of in de nabije toekomst heeft of krijgt – is naar mijn mening bestuurlijk onvoldoende toegerust om de eigen plaats te verkopen.
Aanbieders van logies op al dan niet fraai verbouwde boerderijen, schuren e.d. verkopen niet zelden historische onzin op hun websites. Voorbeelden daarvan zal ik hier niet noemen.

Binnen Eibergen is het nodige gebeurd dat om blijvende aandacht van de lokale historieliefhebbers vraagt. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van het terrein tussen de J.W. Hagemanstraat en de burgemeester Wilhelmweg. De sloop van veel historische panden aan de Hagemanstraat bedreigen een voor Eibergen en de Achterhoek belangrijke locatie. Deze straat is de historische Nieuwstraat, die in het tweede kwart van de 17de eeuw, toen de rust terugkeerde, ontstaan is. En juist in deze straat had de bekende dominee-dichter Willem Sluiter (1653-1672) zijn pastorie, waar hij in of voor 1668 zijn bekende regel dichtte die de basis vormde voor de huidige geografische Achterhoek. In 2018 kan de Achterhoek dus een jubileumfeestje vieren.

Willem Sluiters 'achter-hoek' (1668)
Willem Sluiters ‘achter-hoek’ (1668)

Sluiter werd in 1653 in Eibergen als predikant geïnstalleerd. Zijn kerk is nog steeds de meest gave laatgotische kerk in Berkelland, compleet met muurschilderingen en fraaie kraag- en sluitstenen.

Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.
Kruis en haan op de spits van de Oude Mattheuskerk in Eibergen.

In de rooms-katholieke St.-Mattheuskerk, enkele honderden meters naar het westen, is de grootste middeleeuwse houten beeldenschat van boven de grote rivieren te bewonderen. En in Neede, enkele kilometers naar het noordwesten, is een stenen beeldenschat te zien in de kerktoren. Die wordt momenteel gerestaureerd.

Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.
Sluitsteen (bloemkoolmotief) in het koor van de Oude Mattheuskerk.

Vlakbij staat nog het oude gemeentehuis van Eibergen. De erbij behorende villa is ooit geschonken door de laatste burgemeester Smits, vandaar de naam ‘villa Smits’. Begin jaren ’80 van de vorige eeuw is er een nieuwe vleugel omheen gebouwd, die de huidige gemeentebestuurders willen laten slopen om een betere verbinding tussen de kom van Eibergen en de Berkel te krijgen, compleet met een stadsmuurachtige aankleding van de toch al lelijke gevel van winkelcentrum de Kluiversgang. Ook hier lijkt het gemeentebestuur, niet gehinderd door enig historisch besef, te kiezen voor het primaat van de economie. Het oude stadscentrum van Eibergen hoort dicht bebouwd te worden. Voor groen hoef je in Eibergen nooit ver te lopen. De plannen voor een nieuw Berkelbruggetje dat de nieuwe landtong(!) met de noordzijde van de Berkel, de kant van ’t Vunderink moet verbinden, is een belediging voor Eibergenaren die de historie aan het hart gaat. Zeker ook in vergelijking met de tonnen die misschien voor nieuwe overdekte Berkel-erfgoedbruggen beschikbaar worden gesteld.
Ben overigens wel benieuwd welke bestemming er voor de villa Smits gevonden wordt. Ik heb niet de indruk dat het gemeentebestuur zijn best doet. De Eibergse raadsleden, die van de VVD voorop, hebben tot nu toe niet laten zien dat hun woonplaats ook hen ter harte gaat. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen kom ik nog apart terug op de cultuurparagrafen in de partijprogramma’s, maar het ziet er op voorhand alweer niet best uit.

Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis ('villa Smits') van Eibergen.
Carnaval der burgers, beeld bij het voormalige gemeentehuis (‘villa Smits’) van Eibergen.

Voor het gemeentehuis staat het beeld ‘Carnaval der burgers’ dat verwijst naar een belangrijk van die andere bekende Eibergenaar: Menno ter Braak. Ik vrees dat maar weinig van de huidige gemeentebestuurders het gelijknamige boek kennen.

Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.
Gemeentewapen van Eibergen, in koper, boven de hoofdingang van het voormalige gemeentehuis.

Het oude gemeentehuis staat op een historische plek: de borg van Eibergen. De sloop van de nieuwbouw zal dus met de nodige archeologische begeleiding moeten plaatsvinden om te voorkomen dat er ook nu weer veel historisch materiaal verdwijnt. Archeologie zal de komende jaren in Eibergen van belang gaan worden, vooral in relatie tot de aanleg van de nieuwe N18. Het afgelopen jaar liet al zien dat de archeologische kaarten van de gemeente Berkelland al ernstige tekortkomingen vertoonden. En vrijwel zeker zijn bij de proefopgravingen voor het nieuwe N18-tracé potentieel belangrijke locaties buiten beeld gebleven. De overheid trekt zich terug, te beginnen in Berkelland, niet voor niets enkele jaren geleden ‘Rutteland’ gedoopt, proeftuin van het (neo-)liberalisme. De gemeente participeert en stimuleert alleen nog als het economisch gewin oplevert. De intrinsieke waarde van erfgoed doet er voor Berkelland niet meer toe. Gelukkig zijn er soms toch nog initiatieven die de historische waarde van monumenten erkennen en er een nieuwe waarde aan toekennen. In Eibergen zijn dat bijvoorbeeld het ‘Wapen van Eibergen’, ooit een roemruchte horecazaak, nu zit er een makelaar. Maar ook het nieuwbouwplan Op de Bleek (herontwikkeling van het voormalige terrein van textielfabriek KTV) bevat nog enige historische en historiserende elementen. Nu de voormalige spoorbrug nog.

De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en 's avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.
De door de projectontwikkelaar gerestaureerde fabrieksschoorsteen op het voormalige KTV-terrein. Met de kunstzinnige en ’s avonds groen licht gevende bovenbouw kan dit een aardig visitekaartje gaan vormen van Eibergen als je straks over de nieuwe N18 rijdt.

2013 was ook het eerste volle jaar zonder gemeentelijke erfgoedcommissie. Een alternatief is er niet gekomen, maar is inmiddels wel wenselijk. De erfgoedkoepel, waarvan ik ooit voorstander was, komt niet uit de verf. Het motto is: iedere plaats voor zich en niemand voor ons allen.

De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.
De voormalige horecazaak het Wapen van Eibergen op de hoek Grotestraat-J.W. Hagemanstraat is gelukkig dankzij het particuliere initiatief behouden gebleven.

 

Zolang mijn gezondheid het toelaat en er genoeg is om me over te ergeren of te schrijven, blijf ik bloggen. Ik wens de lezers van dit blog een goede jaarwisseling toe en het allerbeste voor het nieuwe, hopelijk meer sociale, jaar 2014 toe.

Bennie te Vaarwerk

(*) Inmiddels (2015) is dat blog opgeheven en zijn de teksten hier te vinden als pdf-bestand.

Boedelbeschrijvingen van de kastelen Borculo, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek uit 1554

Kasteel Borculo in 1743. De noordoostzijde is al nagenoeg geheel vervallen. Na het min of meer gedwongen vertrek van de Van Limburg Stirums werd het kasteel niet meer adellijk bewoond.
Kasteel Borculo in 1743. De noordoostzijde is al nagenoeg geheel vervallen. Na het min of meer gedwongen vertrek van de Van Limburg Stirums werd het kasteel niet meer adellijk bewoond.

Het is in de Oostnederlandse context een be­trekkelijk uniek gegeven dat er enkele zestiende eeuwse boedelinventarissen bewaard gebleven zijn van adellijke huizen. En dan nog wel van drie adel­lijke huizen in de heerlijkheid Borculo en twee behorend tot de graafschap Bronckhorst. Het betreft de huizen Borculo, Aamschot, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek. Gemeenschappelijke noemer was dat de huizen aan dezelfde eigenaar behoorden, nl. de graaf van Bronckhorst, die tevens heer van Borculo was. De boedelinventarissen zijn getranscribeerd (overgezet in modern schrift) en te vinden op de pagina over de Borculose kwestie in documenten.

De boedelinventarissen bevatten een opsomming van het op de vijf huizen aanwezige roe­rend goed en van de schulden van de op 5 oktober 1553 op het huis Eerbeek aan de ‘sweetsieckte’ overleden laatste heer van Borculo uit het huis Bronckhorst, graaf Joost van Bronckhorst. De lijsten blinken uit door de details die een goed inzicht geven in het leven van één van de belangrijkste adellijke families in Oost-Nederland in het midden van de zestiende eeuw. Maar minstens even belangrijk is de beschrijving voor de bouwgeschiedenis van de verschillende huizen, want de inventarisa­tie van de roerende goederen van de graaf en gravin geschiedde per huis en per vertrek. Daardoor wordt het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk een indruk te krijgen van de gebouwencomplexen te Borculo, Lichtenvoorde, Bronckhorst en Eerbeek. De beschrijvingen maken het mogelijk een rangorde aan te brengen in de kastelen. Qua omvang scoort Borculo het hoogst, Lichtenvoorde het kleinst. Dat laatste lijkt in het midden van de zestiende eeuw niet meer dan een jachtslot te zijn geweest.

Na het kinderloos overlijden van graaf Joost in 1553 (de titel ‘graaf’ had hij
omstreeks 1530 aangenomen en heeft alleen betrekking op Bronckhorst) kwamen
Borculose bezittingen in zwaar weer terecht. De Heerlijkheid Borculo was een leen van de vorstbisschop van Münster. Bovendien kon Borculo, volgens Münster, alleen in de mannelijke lijn vererven. Hoewel graaf Joost een testament had, heeft hij verzuimd daarin de naam van een erfgenaam te vermelden. De leenheer trok vervolgens het manleen Borculo aan zich. De gravin-weduwe, Maria von Hoya
(ook wel Von der Hoya und Broickhausen genoemd), kreeg het vruchtgebruik van de heerlijkheid voor de duur van haar leven. In de bronnen uit die tijd kun je haar tegenkomen als de ‘lijftuchtersche’, de ’tuchtersche’ en/of ‘regentesse’. Maria von Hoya overleed in 1579, waarna Münster het bestuur over de heerlijkheid aan zich trok en twee partijen, te weten de graaf van Diepholt en graaf Joost van Limburg-Stirum, probeerden hun erfrechten geldend te maken.

De poort van kasteel Bronckhorst in 1743.
De poort van kasteel Bronckhorst in 1743.

Graaf Joost had een gigantisch bezit nagelaten, daaronder het graafschap Bronckhorst, de heerlijkheid Borculo (met het ambt Lichtenvoorde) en vijf kastelen: Bronckhorst met Eerbeek, Borculo met Aamschot en Lichtenvoorde.

Op 13 januari 1554 verscheen de gravin-weduwe in hoogsteigen persoon voor notaris Theodorus van Kernebeek van Vreden en verzocht hem een inventaris te maken van de inboedel van de genoemde huizen en kastelen. Met de getuigen Wolter de Rode van Heeckeren, richter van Borculo, Johannes Haecke, secretaris van Hoya, Tilman van Raisfelt, rentmeester en Wilhelmus van Ee of Ede, korenschrijver te Borculo,  werden de kastelen bezocht en vertrek voor vertrek opgenomen waaruit de boedel bestond.

De boedellijsten geven veel informatie over de kleding, sieraden, meubilair en inrichting van de huizen. Daardoor wordt het mogelijk een goed beeld te krijgen van de verschijning van de laatste graaf en gravin uit het Huis Bronckhorst. Momenteel is re-enactment in de mode. Wellicht is er een Borculose of andere toneelgroep te vinden die hiermee iets kan doen.

Bennie te Vaarwerk

 

Beleef de Berkellandse Berkelplannen anders of liever niet

In de raadscommissie sociaal van de gemeente Berkelland op 10 oktober a.s. komen twee projecten in Borculo en Eibergen aan de orde in het kader van fase 3 van het toeristisch plan ‘Beleef de Berkel’. Borculo krijgt er een geïmporteerde, dus niet streekeigen, ophaalbrug bij, en in Eibergen wil de gemeente enkele projecten realiseren die al evenmin een relatie hebben met de plaatselijke geschiedenis. Ik doel hierbij op de plannen met betrekking tot het oostelijke deel van de Grotestraat en de aanleg van een ‘landtong’ en brug in de nieuwe Berkel ter hoogte van de aftakking van de oude Berkeltak, die door de gemeente helaas nog steeds ten onrechte ‘oude Ramsbeek’ wordt genoemd.

Kaart van Willem Staring van Eibergen en omgeving, ca. 1845 (Gelders Archief)
Kaart van Willem Staring van Eibergen en omgeving, ca. 1845 (Gelders Archief)

Eibergen is, net als Borculo, een Berkelstadje. De plaats had enige stadsrechten, een eigen stadsbestuur, stadswapen (ook afgebeeld op het oude kerkorgel, dat thans in Westervoort staat), meerdere gilden en een simpele verdedigingsstructuur bestaande uit een stadswal, de Hagen genoemd, mogelijk enkele grachten en hekwerken bij de ingangen.

In de 17de eeuw kwam men het stadje Eibergen binnen ter hoogte van waar nu café-restaurant De Klok staat.
In de 17de eeuw kwam men het stadje Eibergen binnen ter hoogte van waar nu café-restaurant De Klok staat.

In de 17de en 18de eeuw telde de stad zo’n 120 tot 130 huizen die geconcentreerd waren in wat thans het deel van de Grotestraat is, vanaf ‘De Klok’ tot en met het restaurant op de hoek van die straat en de Haaksbergseweg. De stadsingang (geen poort, maar slechts een hek, zoals ook Willem Sluiter al schreef) bij de Klok is ook nu nog waarneembaar. In de 17de eeuw ontwikkelde zich de eerste nieuwe straat, de Nieuwstraat, die later Groenlosestraat en nog weer later J.W. Hagemanstraat werd genoemd. Deze straat liep vanaf de aftakking van de huidige Grotestraat (in de 17de en 18de eeuw de ‘Steenstraat’ genoemd) tot en met de snackbar op de hoek met de Simmelinkstraat. Aan deze straten stonden aanvankelijk boerenhuizen, die zoals gebruikelijk op het platteland en in de dorpen met de deeldeur naar de straatkant gekeerd waren. Bij enkele huizen is dat nog te zien. Eén van de weinige panden in het middendeel van de Grotestraat (ter hoogte van de protestantse kerk) met zulke deeldeuren is twee jaar geleden afgebrand en vervolgens geheel ten onrechte gesloopt. De huizen stonden aan en op elkaar, soms met een smal steegje (Kleine Hagen, Kluiversgang)  of ruimte ertussen (tussen het VVV-kantoor en chocolaterie Hulshof bijv.). In het oostelijk deel van de Grotestraat staan behalve het voormalige gemeentehuis, de villa Smits, het winkelpand van Boenders en het Wapen van Eibergen, geen historische panden meer. Het beruchte ‘gat van Eibergen’ werd rond 1980 opgevuld met een atoomschuilkelder met daarboven winkels. Aan de noordzijde maakten nog weer later de resterende panden plaats voor de uitbreiding van het gemeentehuis, appartementen, kantoren en een horecazaak. Toen het winkelcentrum na de komst van de HEMA naar de toenmalige Hagen (thans Brink) verschoof, verloor de Grotestraat, ooit het deftigste deel van het oude stadje, zijn winkelfuncties. De bouw van het winkelcomplex rond de Kluiversgang sloot wel het gat van Eibergen, maar bezorgde Eibergen tegelijkertijd een wat sombere toegang vanaf Haaksbergen. De winkel op de hoek van de Grotestraat en Kluiversgang werd aan de zijde van de Grotestraat voorzien van een muur, die nog steeds geen fraaie aanblik biedt. Maar de oplossing die het door de gemeente ingehuurde Zwolse bureau heeft bedacht is naar mijn mening geheel uit den boze, om niet te zeggen een gotspe. Het bedacht een plan om de achtergevel (de Grotestraatkant) te transformeren tot “stadsmuur met muurwoningen”. De toch al sombere straatkant wordt er nog onaantrekkelijker door, laat staan dat Eibergen ooit stadsmuren met muurwoningen zou hebben gehad. Iedereen die de lokale geschiedenis een warm hart toedraagt moet zich met hand en tand verzetten tegen dit zo onzalige plan.

Voorpagina van de reactie van het Gelders Genootschap op het concept-structuurplan Eibergen-centrum 1991 (Gelders Genootschap)
Voorpagina van de reactie van het Gelders Genootschap op het concept-structuurplan Eibergen-centrum 1991 (Gelders Genootschap)

In het oudste deel van de Nieuwstraat (nu Hagemanstraat) is recent erg veel gesloopt. Het is te hopen dat er vervangende (en passende!) nieuwbouw komt. De plannen van het Berkellandse gemeentebestuur met de omgeving van de villa Smits beloven ook  niet veel goeds. Historisch gezien was de Grotestraat geheel bebouwd, m.u.v. de omgeving rond de protestantse kerk, want dat terrein was tot 1829 in gebruik als begraafplaats. De neiging om meer open ruimten te creëren in juist het oude stadsdeel van Eibergen is vanuit historisch oogpunt niet verantwoord. Het zou juist van historisch besef getuigen de open ruimten in het oude centrum dicht te bebouwen. Immers, in Eibergen is altijd op loopafstand genoeg ruimte en groen te vinden. In 1991 werd dat bepleit door het Gelders Genootschap in hun reactie op het concept-structuurplan Eibergen-centrum. In zijn nieuwe plannenmakerij zou het huidige gemeentebestuur dat plan weer eens ter inspiratie uit de kast moeten halen.

De Nieuwe Berkel (ca. 1970). Op de achtergrond takt de Oude Berkel (jaren '30 20ste eeuw) af. Rechts daarvan zijn de landtong en de nieuwe brug gepland.
De Nieuwe Berkel (ca. 1970). Op de achtergrond takt de Oude Berkel (jaren ’30 20ste eeuw) af. Rechts daarvan zijn de landtong en de nieuwe brug gepland.

De plannen met betrekking tot de Berkel getuigen ook niet van veel historisch inzicht. Waarom moet er in de Berkel een landtong gelegd worden? Een historische of toeristische reden kan ik niet bedenken. Alleen vanuit waterstaatkundig oogpunt is dat denkbaar als daarmee bedoeld wordt dat er meer water door de oude Berkeltak gaat stromen. Het zou van meer creativiteit getuigen als bijvoorbeeld besloten zou worden er een nieuw vonder te bouwen, dat aansluit bij het vonder dat tot het midden van de jaren ’30 van de 19de eeuw ongeveer ter hoogte van de (latere) Nieuwe Brug (de huidige Berkelbrug in de N18) lag.

In de jaren '30 van de 19de eeuw bouwde J. Bouquié zijn textielfabriek in Mallem aan de noordzijde van de Berkel. Dat was de aanleiding voor Eibergen om voor het eerst een brug over de rivier te bouwen ter vervanging van het vonder dat er toen lag. De bouw was het begin van de aanleg van een nieuwe infrastructuur die later onderdeel van de Twenteroute (N18) zou worden.
In de jaren ’30 van de 19de eeuw bouwde J. Bouquié zijn textielfabriek in Mallem aan de noordzijde van de Berkel. Dat was de aanleiding voor Eibergen om voor het eerst een brug over de rivier te bouwen ter vervanging van het vonder dat er toen lag. De bouw was het begin van de aanleg van een nieuwe infrastructuur die later onderdeel van de Twenteroute (N18) zou worden.

Bennie te Vaarwerk

 

Over de schoonheid van verval: monumenten in Mallem en op ’t Loo

Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg
Watertoren Mallem vanaf de Hoge Haarweg

Van de Eibergse buurschappen is Mallem wel de mooiste. In deze ten noorden van de Berkel gelegen buurschap zijn veel monumenten te vinden, waarvan sommige in meer of minder vervallen toestand verkeren. Mallem heeft veel ‘bekende’ monumenten: de Mallemse watermolen met sluis (‘verlaat’) en Muldershuis, erve ’t Vunderink, de in 1935 gebouwde Watertoren hoog op de Mallemse Es, de slotgracht van de voormalige Borculose havezate Mallem en het daar tegenover liggende erve Hofman. Er zijn ook wat minder bekende monumenten te vinden: de voormalige ticheloven Kammeijer aan de Rekkensebinnenweg, restanten van een steenoven van de Heer van Borculo, de Joodse begraafplaats op de Schephorst aan de Berkel, het zondagsschooltje op ’t Loo. Daarnaast zijn er nog veel niet-beschermde monumenten te vinden. De nieuwe natuur rond de Berkel is een aanwinst voor Eibergen en Mallem in het bijzonder. Als over enkele jaren de nieuwe N18 klaar is en de rust terugkeert, wordt Mallem nog veel meer de moeite waard.

't Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.
’t Loo, rechts erve Bartels, daarachter de gerestaureerde monumentale zondagsschool uit 1893 en helemaal achter erve Grijsen of Bisperink.

De onderbuurschap Loo is wel een parel. Het is jammer dat het nooit gelukt is deze buurt de status van beschermd dorpsgezicht te geven.

Al dominee-dichter Willem Sluiter roemde Mallem en zijn inwoners in de zeventiende eeuw: “Mallem, waerdste nagebuuren”,  zo noemde hij hen. Trouw kerkvolk, dat ook. Want men zag de Mallemse banken in de Eibergse kerspelkerk “nimmer leeg”. Van de Eibergse buurschappen was Mallem wel het meest geprotestantiseerd. Geen wonder dat Sluiter wel “met lust van u, o Mallem” kon zingen. Sluiter spelt trouwens de Mallem consequent  met -e. En verderop:

‘k Segg’ het sonder vleijerij,
ge zijt mijne vreugd en kroone.

Veldschuur in Mallem.
Veldschuur in Mallem.

Sluiter noemt in zijn Vreugd- en liefdesangen, waarin hij alle Eibergse buurschappen bezingt, ook de Mallerhaar, een deel van het Mallemse Veld in het noordwesten tegen de grens met Neede/Hoonte, ongeveer waar nu sportpark de Bijenkamp ligt.
In Mallem is veel te zien waaraan je achteloos voorbij zou gaan. Neem deze veldschuur.

Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.
Veldschuur in het Zwillbrocker Venn.

En vergelijk die eens met een soortgelijke veldschuur van zandsteen op het Zwillbrocker Venn. Je ziet meteen het verschil tussen het  gründliche Duitse monumentenbeleid en het Nederlandse laissez faire-beleid dat momenteel (soms helaas) opgang vindt.

Erve 't Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.
Erve ’t Vunderink in Mallem. Het nu (nog) sterk vervallen goed behoorde ooit tot de goederen van de Heerlijkheid Mallem.

Ook ’t Loo mag zich verheugen in zijn dichterlijke aandacht. In zijn “Aen onze Gemeynte op ’t Loo”, dicht hij o.a. de regels:

En ik wensch, dat gij mocht weten,
hoek ‘k uyt ware liefde sucht
na ’t gehucht,
daer gij zijt soo kleyn geseten.
Zijt gij kleyn en slecht in ’t oog:
‘k Acht u hoog.

Het zondagsschooltje op 't Loo, daterend uit 1893.
Het zondagsschooltje op ’t Loo, daterend uit 1893.

Hij maakt de vergelijking met de stad, die het natuurlijk aflegt tegen de eenvoud en vroomheid op ’t Loo:

Sie ‘k somwijlen ijdelheen
van de steen,
Dan gedenk ik, sonder jokken,
O, die op den Looschen brink
nu weer gink!
Daer sou sulks mij niet verlokken.

’t Loo was en is nog steeds een onderbuurschap of buurt van Mallem, gelegen aan de Berkel. De buurt bestaat uit enkele dichtbij elkaar gelegen rondom een brink gelegen boerderijen, waarvan Grijsen of Bisperink (naar een latere bewoner) wel het belangrijkste erf was.  Op de Brink staat een in 1893 door Bisperink gebouwd zondagsschooltje, dat een gemeentelijk monument is. Het mogelijk van Grijsen afgesplitste erf Könnink staat geheel in het groen. Het is het enige goed onderhouden monumentale erf op ’t Loo en ligt wat terzijde van de Brink geheel in het groen. Andere oude boerderijen zijn geheel in gebruik als stal, maar is de oude bouwtrant nog behouden.

Buurt 't Loo vanaf de Looweg richting Berkel
Buurt ’t Loo vanaf de Looweg richting Berkel

En verder dicht Sluiter:

Sijt doch nimmermeer alsoo
Op het Loo,
als de dorre doode boomen,
die daer op een Brink noch staen,
daer voortaen
vrucht noch blad weer aen wil komen,

 

Maer zijt als een boom geplant
aen de kant
van den Berkel, daer ter sijden
die sijn vrucht en sijn sayzoen
fris en groen,
voortbrengt op bequame tijden.

Groen is ’t Loo inmiddels wel geworden.

De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.
De Mallemse fabriek van J.B.P. Bouquié uit 1834.

Mallem was ook de buurschap waar de industrialisatie van Eibergen begon. Hier werd in 1834 door de uit Brussel afkomstige Belg Bouquié de eerste textielfabriek gebouwd. Door de afscheiding van België in 1831 werd dat land ook afgesneden van de nederlandse kolonie Indië, die voor de opkomende textielindustrie van groot belang was. De Mallemse Fabriek staat er nog steeds, al zijn alleen de buitenkant en een deel van de kapconstructie nog authentiek. Bouquié overleed plotseling in 1855. Zijn graf (nr. 1) is te vinden op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Borculoseweg in Eibergen.

Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.
Detail van grafsteen nr. 1 op de r.-k. begraafplaats te Eibergen. De tekst luidt: J.B.P. Bouquié, né a Bruxelles [geboren te Brussel], le 20 aout 1778. Hij overleed op 2 december 1855 te Eibergen. Deze grafsteen is net als de fabriek beslist monumentwaardig.

De fabriek werd gebouwd nabij een vonder over de Berkel en een doorwaadbare plaats in die rivier, aan de oude weg van Eibergen,  achterlangs de fabriek via ’t Wievenveld in Mallem aansloot op de grote hessenweg van Vreden via Neede naar Münster. Een deel van deze oeroude infrastructuur is nog steeds aanwezig in Mallem. De komst van de textielfabriek was aanleiding tot de bouw van de eerste vaste brug over de Berkel in Eibergen. Tot dan toe was Eibergen per brug alleen bereikbaar over de Stokkersbrug in Olden Eibergen of de brug over de stuw bij de Mallemse Molen. De Nieuwe Brug, zoals die nog steeds heet, werd later een belangrijke brug in de eveneens in de negentiende eeuw aangelegde Twenteroute, de huidige N18. De over twee jaar aan te leggen nieuwe N18 wordt daarmee het belangrijkste infrastructurele werk in bijna twee eeuwen (de spoorlijn niet meegerekend).

Via 't Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.
Via ’t Wievenveld in Mallem sloot verkeer uit Eibergen aan op de oude hessenweg van Vreden over Rekken en Neede naar Deventer.

Een volgend jaar maar eens een routetje uitzetten in dit fraaie gebied op loopafstand van Eibergen. Of wordt het tijd voor een nieuwe Gids voor Eibergen?

Bennie te Vaarwerk

De schilder geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?

Een tijdje geleden tweette ik het volgende:Twitterbericht_20130308

Het plaatje van de schildering van de man met (vermoedelijk) een hoofddeksel, liet me niet los. Nu bevatten de middeleeuwse kerken wel meer raadselachtige figuren die weinig met de daarin beoefende religie te maken hebben (gehad). Maar deze schildering – eigenlijk kun je beter spreken over een eenvoudige tekening – zou heel goed een verwijzing kunnen zijn naar de schilder die de lijnen in de gewelven heeft aangebracht. Daarmee zou de figuur een verwijzing kunnen zijn naar deze ‘lijnentrekker’. Een portret mag je het zeker niet noemen. Achteraf had ik het ook wel kunnen weten. In de gewelven zijn drie dikke lijnen te zien: de beide buitenste lijnen zijn roodbruin en de middelste lijn is zwart. Deze zwarte lijn is geschilderd over een dun zwart lijntje, een werkwijze die wel meer voorkwam bij (kerk)schilders. Ik denk dat het volgende gebeurd is:

Heeft de schilder zichzelf geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?
Heeft de schilder zichzelf geschilderd in de Oude Mattheuskerk van Eibergen?

De schilder was bezig om de dikke zwarte lijn aan te brengen in het gewelf van de noordbeuk boven de buitendeur. Tijdens het aanbrengen van die lijn moet hij zich bedacht hebben: ‘dit is mijn kans om voor de eeuwigheid vastgelegd te worden’. Een beetje brutaal, maar er zijn, zoals gezegd, in die oude kerken wel veel meer figuren te vinden die met religie weinig van doen hebben. De schilder is dat niet eerder van plan geweest, want de roodbruine lijn links loopt door het hoofddeksel, zij het, dat dat die lijn aan de onderkant van het hoofddeksel nagenoeg niet waarneembaar is. Hij heeft dus naar mijn idee het overschilderwerk van de dunne lijn onderbroken om er zijn hoofd te schilderen. Dat kun je zien omdat de dunne lijn door het hoofddeksel loopt, de dikke lijn eindigt aan de onderkant van het hoofddeksel en wordt aan de bovenzijde weer opgepakt en voortgezet.